Een door velen uit zijn verband gerukte tekst

"Wij weten nu, dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn." (Romeinen 8:28)

 

Velen kennen deze tekst zeer goed en hebben er een verkeerde betekenis aan gegeven. In zekere zin is dit zelfs een van de meest verkeerd gebruikte teksten van de Bijbel. Op het eerste gezicht lijkt de tekst te zeggen, dat alles wat er in het leven van de gelovige gebeurt, geschiedt omdat God het zo wil en omdat God er een bedoeling mee heeft. Het is goed voor je, lijkt dit vers te zeggen. Velen hebben deze tekst gecombineerd met een tekst uit de eerste Thessalonicenzenbrief: "Dankt onder alles, want dat is de wil van God in Christus Jezus ten opzichte van u." (1 Thessalonicenzen 4:18) Velen zien niet het verschil tussen "danken ondanks alles" en "danken om alles". Zij menen, dat Paulus hier zegt, dat alles wat er in je leven gebeurt, dus ook alle tegenslag, door de gelovige aangegrepen moet worden, om er voor God voor te bedanken. Dit schrijft Paulus echter niet. Hij schrijft juist, dat de christelijke dankbaarheid moet blijven voor alles wat God je in Christus gegeven heeft, ook al is er nog zoveel narigheid in je leven. Het gaat om de dankbaarheid voor wat je in Christus gekregen hebt. Het gaat niet over dankbaarheid voor wat het leven je geeft.

 

Zo hebben mensen die ernstig ziek waren, zich vastgeklemd aan deze tekst uit Romeinen 8:28 en berust, terwijl zij zeiden, dat God een bedoeling met hun ziekte moest hebben en dat er iets goeds uit voort zou komen. Zelfs als de ziekte met de dood eindigde, namen anderen de woorden over en zeiden, dat er nu door het sterven iets goeds met hen zou komen.

 

Mensen die een auto-ongeluk kregen, dankten God, omdat ook dit moest meewerken ten goede. Mensen die bestolen waren, dankten God. Mensen wier huis in vlammen opgegaan was, dankten God. Enz. Mensen gingen er van uit, dat wát er ook in hun leven gebeurde, het was allemaal volgens het plan en de bedoeling van God. Het was onderdeel van een hoger plan. Hoe erg, moeilijk en slecht het ook met je ging, het ging toch goed. Voor een gelovige ging het daarmee altijd goed, ook al vonden de anderen, dat het slecht met hem ging.

 


Heeft Paulus dit echt zo bedoeld?

 

Iedere gelovige weet, dat je geen teksten uit hun verband mag rukken. Toch is deze tekst een van de verzen uit de Bijbel, die op een verschrikkelijke wijze uit het verband gerukt wordt. Vanaf Romeinen 8:18 schrijft Paulus over de tegenstelling tussen het lijden dat wij hier en nu op aarde hebben en de heerlijkheid die ons in de toekomst in de hemel wacht. Hij schrijft: "Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden." (Romeinen 8:18)

 

Paulus schrijft hier over het lijden dat wij als gelovigen kunnen meemaken; een lijden omwille van ons geloof. "...immers, indien wij delen in Zijn lijden, is dat om ook te delen in Zijn verheerlijking." (Romeinen 8:17) Paulus schrijft hier niet over het lijden van je mens-zijn, dat is een lijden zoals de ongelovigen het ook kunnen hebben, hij schrijft over het lijden als gevolg van het feit, dat je de Here Jezus volgt. Hij schrijft over het lijden van de Here Jezus dat jouw deel geworden is.

 

Het lijden van de Here Jezus bestond niet uit allerlei tegenslagen, maar was een Messiaans lijden. Zijn heerlijkheid heeft Hij pas in de hemel gekregen. Nu gaat het er om, dat wij als gelovigen in navolging van de Here Jezus soms ook moeten lijden. Maar de heerlijkheid wacht ons in de hemel.

 

Paulus schrijft hier niet over ziekten en tegenslagen. Hij schrijft niet over het breken van een been, noch over mensen die bestolen worden. Paulus schrijft over het lijden als kind van God. Hij schrijft over het opnemen van je kruis en de smaad van Christus dragen. Hij schrijft over het lijden als volgeling van de Heer. Dit lijden kan soms zwaar zijn, maar het einde is een hoopvolle toekomst: de eeuwige heerlijkheid in de hemel omhoog.

 

Het lijden dat Paulus bedoelt, beschrijft hij in vers 31- 39. Het is een lijden, waarin je als een slachtschaap gedood kunt worden. Het is een lijden waarin mensen je beschuldigen en veroordelen, omdat je een gelovige bent. Het is een lijden van verdrukking, benauwdheid, vervolging, honger, naaktheid, gevaar of het zwaard - omdat je een volgeling van de Here Jezus bent.

 

Het eind schrijft Paulus in het volgende vers: "Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld Zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen..." (Romeinen 8:29) Het gaat er om, dat wij meer en meer het beeld van de Here Jezus gaan dragen.

 

Er is geen christen die een betere beelddrager van Christus geworden is, omdat hij bestolen was of omdat zijn huis verbrand was of omdat hij een been gebroken had. Zo word je geen beelddrager van de Heer. Wij moeten beelddrager worden door de weg van God in gehoorzaamheid te gaan. Leren van onze Heiland. Leven zoals Hij leefde. Liefhebben zoals Hij liefhad. Geduldig zijn zoals Hij geduldig was. Oprecht zijn zoals Hij oprecht was. Waardig zijn zoals Hij waardig was. Dat is: tegen de stroom inroeien! Zo moet het beeld van de Here Jezus op aarde aan de wereld getoond worden.