De wijze en de dwaze maagden

“Dan zal het Koninkrijk der hemelen vergeleken worden met tien maagden, die haar lampen namen en uittrokken, de bruidegom tegemoet. En vijf van haar waren dwaas en vijf waren wijs. Want de dwaze namen haar lampen mede, maar geen olie; doch de wijze namen olie in haar kruiken, met haar lampen. Terwijl de bruidegom uitbleef, werden zij allen slaperig en sliepen in. En midden in de nacht klonk een geroep: De bruidegom, zie, gaat uit hem tegemoet! Toen stonden al die maagden op en brachten haar lampen in orde. En de dwaze zeiden tot de wijze: Geeft ons van uw olie, want onze lampen gaan uit. Maar de wijze antwoordden en zeiden: Neen, er mocht niet genoeg zijn voor ons en voor u; gaat liever naar de verkopers en koopt voor uzelf. Doch terwijl ze heengingen om te kopen, kwam de bruidegom, en die gereed waren, gingen met hem de bruiloftszaal binnen, en de deur werd gesloten. Later kwamen ook de andere maagden en zeiden: Heer, heer, doe ons open! Maar hij antwoordde en zei: Voorwaar, ik zeg u, ik ken u niet. Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur.” (Mattheüs 25:1 13)

 

Waarover gaat het in deze gelijkenis?

 

Velen lezen in deze geschiedenis een les voor de christenen, de mensen van de kerk. Zij trekken de conclusie, dat je eigenlijk nooit helemaal zeker kunt zijn van je eeuwig behoud, omdat op het laatste moment kan blijken, dat je voor een gesloten deur komt. Je was onderweg naar de hemel, maar je mag er niet in. Zij zien dit in overeenstemming met de woorden van de Here Jezus uit het vorige hoofdstuk: “Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.” (Mattheüs 24:13) Hun conclusie: “Wie niet volhardt tot het einde, komt de hemel niet binnen.”

 

Als dit het geval zou zijn, hangt onze redding niet alleen van de Here Jezus af, maar ook van onze volharding. Dan is de mens aan het eind van zijn leven uiteindelijk degene die er zelf voor zorgt, dat hij behouden wordt. Dan begint de redding bij de Here Jezus en eindigt hij bij onszelf. Dan is het niet meer “de Here Jezus alleen”, maar zijn Hij en wij het samen. Is dat Bijbels? Absoluut niet. Dit betekent, dat men Mattheüs 25:1 13 niet onjuist moet uitleggen. Als wij de tekst goed bestuderen, blijkt, dat het niet over christenen gaat!

 

 

Wat is “het koninkrijk der hemelen”?

 

Velen lezen hier: het koninkrijk in de hemelen. Maar dat staat er niet. Het is het koninkrijk van de hemelen. Het is juist niet in de hemel. Het is het koninkrijk dat van de hemel op aarde zal komen. Het is het koninkrijk dat in Daniël 7:13 27 genoemd wordt. Het is het komende Messiaanse vrederijk, waarin Messias Jezus als Koning vanuit Jeruzalem zal regeren.

 

Wordt met “de olie” dan niet de Heilige Geest bedoeld, die juist aan de christenen gegeven is? Neen. De heilige zalfolie waarmee de hogepriester en de koningen uit het huis van Juda gezalfd werden was het beeld van de Heilige Geest. Hier gaat het echter niet over de heilige zalfolie, maar over gewone olie die gebruikt werd als brandolie. Deze olie is beslist geen beeld van de Heilige Geest! Het gaat hier niet over mensen die te weinig van de Heilige Geest bezitten en daardoor niet in de hemel zouden mogen komen. Trouwens, door de Heilige Geest krijg je geen toegang tot de hemel. De Heilige Geest is onze Redder niet; dat is de Here Jezus.

 

Wat betekent Mattheüs 24:13 dan? In Mattheüs 24 spreekt de Here Jezus niet over de toekomst van de christenen, maar over de toekomst van de Joden. Er waren nog geen christenen. De discipelen Joden en nog geen christenen! vroegen Hem naar de toekomst. Toen vertelde Hij over de komende grote verdrukking die over het Joodse volk zou komen. Hierbij wees Hij hen erop, dat wie levend uit de grote verdrukking zou komen, wie het zou volhouden tot het eind van de grote verdrukking, behouden zou worden in Zijn Messiaanse vrederijk. Het Oude Testament had immers al beloofd, dat voor de Joden aan het eind van de grote verdrukking en bij het begin van het Messiaanse rijk hun behoudenis “in Sion” zou zijn. “En het zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen.” (Joël 2:32)

 

Dit is in overeenstemming met het eerste woord waarmee Mattheüs 25:1 begint: “Dan”. Dan verwijst naar de grote verdrukking die in Mattheüs 24 beschreven wordt. Hoewel er bij ons een nieuw hoofdstuk begonnen is, is de Here Jezus eigenlijk gewoon met Zijn toespraak verder gegaan. Eerst beschrijft Hij de grote verdrukking en daarna het Messiaanse koninkrijk. Het beeld in Mattheüs 25 is van een Joodse bruiloft. Zie hiervoor mijn boek “Het huwelijk in de Bijbel”.

 

In Mattheüs 25 wijst de Here Jezus erop, dat als Hij wederkomt na de grote verdrukking om Zijn koninkrijk op aarde op te richten, het ene deel van het Joodse volk dit rijk zal binnengaan en het andere deel niet. Hoewel alle Joden best wel dit rijk willen binnengaan (alle meisjes hebben een brandende lamp bij zich), heeft een deel zich toch niet echt gereed gemaakt om het Messiaanse rijk binnen te gaan (ze hebben geen reserve olie bij zich). Als we dat in de tijd en de taal van vandaag zouden moeten beschrijven, zouden wij kunnen zeggen: een deel van het Joodse volk leeft volgens de Torah (de wet van God) en een ander deel leeft zelfs als pure atheïsten. Zij willen met God niets te maken hebben.

 

Klaarblijkelijk zal dit deel, dat met God geen rekening wil houden, straks niet door de grote verdrukking komen en dus niet behouden worden. Allen die echter door de grote verdrukking komen, zullen allen behouden aankomen in het vrederijk van de Here Jezus. Dat zegt Paulus ook als hij het heeft over het feit, dat gans Israël behouden zal worden (Romeinen 11:26). Dan citeert Paulus niet een tekst uit het Oude Testament waarin over de hemel gesproken wordt, maar citeert hij een tekst waarin over het Messiaanse rijk gesproken wordt. In Romeinen 2 en 3 benadrukt de apostel Paulus juist, dat als het gaat om de eeuwige verlorenheid en het eeuwige behoud in de hemel, er geen onderscheid is tussen Joden en heidenen! Juist ook de Here Jezus hield de ongelovigen uit Zijn volk voor, dat zij zonder geloof in Hem voor eeuwig verloren waren. Het is grote christelijke liefde als men alle Joden (ongeacht of ze God dienden of God zelfs verworpen hebben) een plaats in de hemel wil geven, maar het is niet Bijbels. Ook de Joden geloven niet, zoals blijkt uit hun eigen literatuur, dat alle Joden in de hemel komen.

 

 

Een les

 

Terwijl wij deze gelijkenis heel duidelijk willen zien zoals de Here Jezus hem uitgesproken heeft, kunnen wij er wel een les uit leren voor mensen die niet tot het Joodse volk behoren. Het is opmerkelijk om te zien, hoe juist in deze tijd veel “ongelovigen” ineens heel religieus zijn als het gaat over het leven na de dood. Lees de rouwadvertenties! Wat wordt er vaak over ongelovigen verteld, dat ze nu in de hemel zijn... Ja, onderweg geweest misschien, maar zonder de Here Jezus is je lamp leeg en kom je voor een gesloten deur!

 

Ook deze gelijkenis wil ons duidelijk maken, dat de Here Jezus plotseling zal komen. Dat zal ook voor de Gemeente het geval zijn. 1 Thessalonicenzen 4:13 18 beschrijft Zijn komst voor de christenen. Plotseling komt Hij “als een dief in de nacht”. Hij komt zo plotseling als een dief, die je immers ook niet verwacht en Hij doet hetzelfde als wat de dief doet: iets waardevols meenemen. Zijn Gemeente is waardevol voor Hem. Hij zal de Zijnen meenemen naar de eeuwige heerlijkheid.