Enkele dagen geleden las ik dat iemand gezegd had, dat hij meer had aan liefde dan aan geloof, omdat, zoals hij zei, "liefde mensen bij elkaar brengt en geloof mensen kan verdelen". Als dat mijn ervaring ook zou zijn, wat zal ik mij dan nog druk maken over het geloof? Ik ben het echter niet eens met wat deze man schreef. Ik heb ervaren, dat juist het geloof mensen bij elkaar kan brengen, ja, dat het geloof de basis kan zijn waarop mensen in liefde bij elkaar gebracht kunnen worden. Voor mij is het geloof heel belangrijk.
Christenen geloven in één God, die Zich in drie verschillende Personen openbaart:
God in de hemel, als Vader van Zijn kinderen.
De Here Jezus, de Zoon van God, die als Redder naar de aarde kwam.
De Heilige Geest die God vertegenwoordigt in de levens van de gelovigen en hun leven een bijzondere dimensie geeft. Christenen hebben hun kennis uit de Bijbel, het boek dat zowel voor hen als
voor de joden het betrouwbare Woord van God is. In dit boek heeft God Zichzelf bekend gemaakt en heeft Hij de mens laten weten, wat wij weten moeten. Christenen geloven ook in de betrouwbaarheid
van de Bijbel.
Ik geloof in de Bijbel
De Bijbel zelf zegt dat de Bijbel, het Woord van God, op een bijzondere manier aan ons gegeven is en daarom betrouwbaar is. "Al de Boeken (van de Bijbel) zijn door inspiratie van God geschreven en zijn nuttig om ons de waarheid te leren en ons te wijzen op wat er aan ons leven en geloof nog mankeert; ze zetten ons leven op orde en helpen ons in te zien wat juist en goed is. Zo maakt God ons klaar, opdat Hij ons voor alle goed werk kan gebruiken." (2 Timotheüs 3:16,17) De Bijbel zelf toont ons zijn betrouwbaarheid, die voor ieder te controleren is.
Ik geef enkele voorbeelden. Er was door Mozes geprofeteerd, dat de Israëlieten tot twee keer toe uit hun land verdreven zouden worden (Leviticus 26 en Deuteronomium 28). Het is gebeurd. Eerst in het jaar 586 vóór Christus en later in het jaar 70 ná Christus. Mozes profeteerde dit in een tijd, dat nog nooit iemand van een 'deportatie' gehoord had. Zoiets was volkomen onbekend. Het gebeurde wel. De profeten (Mozes, Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Zacharia) zeiden echter, dat Israël eens, heel veel later, naar het eigen land zou terugkeren (Jesaja 11:11,12; Jeremia 30:3; Ezechiël 11:17; 20:34; 36; Zacharia 10:8-10). Het is letterlijk uitgekomen. Bijna 2000 jaar hebben de Joden niet in hun land kunnen wonen. In 1948 kregen zij weer een eigen staat. Zelfs hun taal die niemand meer sprak en die een 'dode' taal was, is weer tot leven gekomen. De Here Jezus had aangekondigd, dat los van de terugkeer naar het land ook eens de stad Jeruzalem weer aan de Joden teruggegeven zou worden (Lucas 21:24). In 1967 is het gebeurd.
De Bijbel heeft niet alleen deze twee verschillende deportaties van de Joden aangekondigd, de Bijbel heeft ook aangekondigd, dat zowel het Joodse volk, als ook hun "neven en nichten", de mensen van de overige tien stammen van Israël, die duizenden jaren "zoek waren" op aarde, eens zouden terugkeren naar het beloofde land. Niemand wist waar ze waren. In onze tijd wordt de ene na de andere "verloren stam" van de overige tien stammen gevonden. Ze zijn ontdekt in Ethiopië, in Pakistan, ja zelfs onder de indianen van Peru. En ze keren langzaam aan allemaal terug naar het land Israël, precies zoals de Bijbel voorzegd had.
Mensen hebben eeuwen lang gelachen om de Bijbel, die vertelde, dat als de Here Jezus zou wederkomen, de mensen in de gehele wereld dit zouden kunnen zien (Zacharia 12:10 en Openbaring 1:7). De Bijbel leek een boek vol fantasie te zijn. Inmiddels weten wij, dat zoiets via de TV in de gehele wereld gezien kan worden. Lang voordat er TV was, lang voordat het denkbaar was, dat er ooit TV zou komen, ging de Bijbel er al van uit, dat hij ingeschakeld zou worden in de vervulling van de profetie.
De Here Jezus had aangekondigd, dat in de tijd die aan Zijn wederkomst vooraf zou gaan, de ene bevolkingsgroep in Israël in opstand zou komen tegen de andere bevolkingsgroep. Mattheus 24:7 spreekt over een "volk" dat zal opstaan tegen een ander "volk". In het Grieks wordt het woord "etnos" gebruikt. Dit is "een groep van de bevolking". Het is gebeurd: de Palestijnen zijn in opstand gekomen tegen de Joden. De Here Jezus had zelfs gezegd, dat in die tijd de tempelberg een oorzaak zou zijn van verwoestingen die in Israël zouden plaats hebben (Mattheus 24:15). Het is gebeurd bij de Al Aksa intifada, die nu al anderhalf jaar duurt.
De profeet Zacharia (9:6) had aangekondigd, dat in de tijd als Israël uit de verstrooiing uit de landen van de wereld zou zijn teruggekeerd, er ook weer Filistijnen zouden zijn. Ook had hij aangekondigd, dat ze in hun oude gebied zouden wonen, namelijk de Gazastrook. Zelfs had hij aangekondigd, dat ze er als een bastaardvolk zouden wonen en dus niet zouden behoren bij de Joden en niet zouden behoren bij de Arabieren. Dit alles leek een onmogelijkheid, omdat er in de wereld geen Filistijnen meer waren. Toch zijn ze er weer. Wij noemen ze Palestijnen. Zelf noemen ze zich Filistijnen. Ze vormen inderdaad een aparte bevolkingsgroep in het land en ze zijn al jaren in opstand tegen Israël. Ook worden ze - als bastaards - met de nek aangekeken door Egyptenaren, Jordaniërs, Syriërs. Ze horen niet bij de Joden en ze horen niet bij de Arabieren. Juist ook de Arabieren bezien hen als bastaards!
Bij monde van de profeet Joël sprak God tot de Filistijnen van de eindtijd, dat zij de kostbaarheden uit de tempel van God zich toe-eigenden. "En voorts, wat wilt gij van Mij, gij... landstreken van Filistea? Wilt gij Mij vergelding bewijzen? Maar indien gij het Mij vergelden wilt, snel, ijlings zal Ik de vergelding op uw eigen hoofd doen nederdalen. Want gij hebt Mijn zilver en Mijn goud weggenomen, Mijn kostbare schatten naar uw tempels gebracht." (Joël 3:4,5) Hoe konden de Filistijnen van de eindtijd de kostbare schatten van God Zelf, dus de tempelschatten, roven? Er is immers geen tempel. Toch is het gebeurd. De Palestijnen graven de tempelberg af en vernietigen alle voorwerpen die in de tempelberg opgeslagen liggen en die afkomstig zijn van de tempel.
De Bijbel bewijst heel duidelijk zijn eigen waarheid en betrouwbaarheid.
Ik geloof in Jezus
Vriend en vijand van Jezus Christus uit de eerste eeuw van onze jaartelling bevestigen dat Jezus echt geleefd heeft. Ook bevestigen zij het verhaal van Zijn sterven aan een kruis en Zijn opstanding uit de dood. Het is niet alleen het verslag dat de Bijbel geeft, dat ons duidelijk maakt, dat Jezus echt geleefd heeft en wat er met Hem gebeurd is. De Joden, die Jezus verwerpen, erkennen, dat Hij geleefd heeft, gestorven is en dat Hij uit de dood is opgestaan. Zelfs heidenen, die niet tot Joden of christenen behoorden, erkennen deze feiten. De Romeinse geschiedschrijvers Plinius en Tacitus vertellen beiden het feit, dat een zekere Jezus door de stadhouder Pontius Pilatus gekruisigd werd, waarna deze Jezus uit de dood opgestaan is. Is het dan niet dwaas, dat er iemand zou zijn, die zich vandaag zou afvragen, of Jezus wel echt geleefd heeft en of de verhalen die de Bijbel van Hem vertelt, wel op feiten berusten?
Is het niet vreemd, dat mensen zich nooit afvragen of Napoleon ooit geleefd heeft of Karel de Grote? Er is geen mens die eraan twijfelt of keizer Nero ooit geleefd heeft, of keizer Augustus. Er is geen mens die twijfelt of koning Nebucadnezar ooit geleefd heeft of de Farao's van Egypte. Mensen zeggen zelfs niet te twijfelen aan het bestaan van Mozes of David. Maar zodra we over Jezus praten, zeggen ze ineens te twijfelen of hij ooit bestaan heeft. Dat is geen normale reactie. Dat is een reactie die alleen kan voortkomen uit het feit, dat mensen met alle geweld niets met Hem te maken willen hebben. Ze weten, dat als ze erkennen, dat Hij geleefd heeft, ze ook rekening met Hem moeten houden.
Als het gaat om het bestaan van Jezus, zijn er duidelijke bewijzen dat Hij echt geleefd heeft. Niet alleen Zijn vrienden bewijzen dit, maar ook Zijn vijanden! Wij geven enkele voorbeelden:
In de Talmoed, het Joodse "handboek" (om het zo maar gemakshalve even te noemen), wordt verteld over Jezus die nu zo'n 2000 jaar geleden geleefd heeft. De Talmoed stelt zich op als een vijand van Jezus, maar erkent wel het bestaan van Jezus. Denk nu niet, dat de Talmoed een boek uit onze tijd is. De Talmoed is zeer, zeer oud en beschrijft het leven in Israël zo'n 2000 jaar geleden!
De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus, die in de eerste eeuw van onze jaartelling leefde en in dienst stond van de Romeinen, heeft de Joodse geschiedenis beschreven en tevens een aantal feiten uit het leven van de Here Jezus vermeld. Hoewel hij zelf geen volgeling van de Here Jezus was, heeft hij toch verteld van het leven van Jezus, Zijn daden, Zijn sterven en de mededelingen over Zijn opstanding. Ook vertelde hij van de opschudding die er ontstond, toen men het bericht kreeg, dat Jezus uit de dood zou zijn opgestaan.
In "JOODSCHE HISTORI" boek XVIII hoofdstuk 4 - 772 schreef Flavius Josephus het volgende: "Te dien tijde was er een zekere Jezus, een wijs mens, indien men hem althans een mens noemen mag; want zijn werken waren wonderbaar. Hij onderwees degenen, die gaarne in de waarheid onderricht wilden worden, hij werd gevolgd niet alleen door vele Joden, maar ook door vele heidenen. Deze was de CHRISTUS, die door de oversten onzes volks bij Pilatus aangeklaagd en op zijn bevel gekruisigd werd. Doch die hem bij zijn leven gevolgd hadden, verlieten hem na zijnen dood niet; want hij is hun ten derden dage weer levend verschenen, gelijk de goddelijke profeten, onder meer andere wonderlijke dingen, van hem voorzegd hadden. Aan hem is het dat de christenen, die tegenwoordig nog bestaan, hun naam ontleend hebben."
Realiseer u, dat dit het bericht is van een officiële geschiedschrijver, iemand die niet tot de kring van de christenen behoorde en een eerlijk geschiedkundig verslag gaf!
God had vanaf het begin van Israëls geschiedenis laten weten, dat er een Verlosser zou komen, die de Redder voor de mensen zou zijn. Micha 5:1 had aangekondigd, dat Hij in Bethlehem geboren zou worden. De profeet Daniël (9:24-27) heeft precies gezegd hoeveel jaar later Hij als een onschuldige zou sterven. Het is uitgekomen. Jezus stierf op het tijdstip dat Daniël genoemd had. Realiseer u, dat de geboorte van Jezus in Bethlehem en de gebeurtenissen aan het kruis niet eigenhandig door Hem in scene gezet konden worden, om zo zelf de profetieën in vervulling te laten gaan. De profeten hebben precies gezegd wat Hem door anderen zou worden aangedaan. Hij kon het dus niet aan Zichzelf vervullen, omdat heel veel mensen los van elkaar Hem dit zouden aandoen.
Er was gezegd, dat Hij door Zijn vriend verraden zou worden (Psalm 41:10), verschrikkelijk zou moeten lijden en daarbij erge dorst zou hebben en azijn zou moeten drinken (Psalm 69:22), terwijl in het lijden dat Hem zou worden aangedaan, Zijn beenderen niet gebroken zouden worden (Exodus 12:46 en Psalm 34:21). Het is allemaal letterlijk gebeurd. Nu moet u weten, dat bij mensen die aan een kruis hingen, als regel de beenderen gebroken werden, zoals ook met de mensen die naast Jezus hingen, gebeurd is. De Joden hadden zelfs gevraagd of de benen van alle drie de gekruisigden (dus ook van Jezus) gebroken mochten worden. Het gebeurde alleen bij de anderen en niet bij Jezus! (Johannes 19:31-33). Hij zou doorstoken worden (Zacharia 12:10). Het is allemaal gebeurd (Johannes 19:34).
Er was geprofeteerd dat Zijn klederen verdeeld zouden worden (Psalm 22:19) en dat Hij in het graf van een rijk mens begraven zou worden (Jesaja 53:9). Het is precies zo gebeurd. Er was geprofeteerd, dat Hij uit de doden zou opstaan (Psalm 16:10). Het is gebeurd. Er was geprofeteerd, dat Hij de oorzaak zou worden, dat niet-Joden in de God van Israël zouden gaan geloven (Jesaja 42:6 en 49:6). En het is gebeurd.
Er staan in totaal 845 profetische uitspraken van meer dan 12 verschillende profeten in de Bijbel, die allemaal betrekking hebben op de geboorte, het leven en het sterven van de Here Jezus. Sommige van deze profetieën werden meer dan 1000 jaar vóór Jezus' geboorte uitgesproken. Al deze profetieën zijn letterlijk in vervulling gegaan. De profeet Daniël alleen al deed 8 uitspraken over het leven en sterven van de Here Jezus.
Wiskundigen vertellen ons hoe groot de kans is, dat al deze profetieën "per toeval" uitkomen. Het resultaat van de kansberekening is 1 op 1017. Dit betekent, dat naast de ene mogelijkheid dat alle acht uitspraken van Daniël letterlijk en volledig in vervulling gaan er 100 biljard mogelijkheden zijn, dat dit niet gebeurt! Nu de profetieën van Daniël letterlijk en volledig in vervulling zijn gegaan, leert de wiskunde ons, dat hier een groot wonder is geschied en dat de Bijbel onmogelijk een boek kan zijn, dat niet de waarheid leert. De Bijbel kan niet anders dan het boek van God zijn, waarin God Zelf Zijn boodschap aan de mens doorgeeft.
Ik geloof in God
Als mens ben ik meer dan alleen maar een lichaam. Als mens ben ik meer dan alleen een wezen, dat bestaat van zijn geboorte tot aan zijn dood, waarna alles afgelopen is. Daar kan ik niet mee leven. Daar kan de moderne mens niet mee leven. De moderne mens geeft heel duidelijk blijk te geloven, dat er een voortbestaan is na de dood, ook al heeft de niet godsdienstige mens allerlei gedachten over wat er na de dood zal zijn. Het feit dat er leven na de dood is, is zelfs wetenschappelijk bewezen, door de bestudeerde reacties van mensen die dood waren en gereanimeerd werden. Deze mensen wisten controleerbare feiten, die zij normaal gesproken, niet hadden kunnen weten.
Als er een leven na de dood is, en dat is er, precies zoals de Bijbel het zegt, dan is er ook een God die als Rechter de mens ter verantwoording zal roepen. Ik kan niet leven met de gedachte, dat er mensen op aarde zijn, die zich verschrikkelijk gedragen op aarde, maar nooit gegrepen worden en nooit voor een aards rechter verschijnen - en dat deze mensen niet alsnog na hun dood door de grote Rechter van hemel en aarde ter verantwoording geroepen worden. Als dat niet het geval zou zijn, waar blijven dan mijn gevoelens voor rechtvaardigheid en straf?
Zoals ik als mens een binding wil hebben met mijn vader en mijn moeder, zo heb ik het ook nodig een binding te hebben met God, die achter mijn geboren worden op aarde staat. Zoals ik mij wil spiegelen aan mijn ouders, van wie ik lichamelijke kenmerken en karaktertrekken gekregen heb, zo wil ik mij ook spiegelen aan de hemelse Vader, die het karakter van mijn ziel bepaald en gevormd heeft. Ik ben immers naar Zijn beeld en gelijkenis geschapen. Als mens heb ik geen binding met de apen of de wormen, ook al zijn er mensen, die ons dat willen aanpraten. Ik heb binding met God in de hemel, wiens heerlijkheid ik in mijn eigen leven terugvind.
Zoals een aardse vader zorgt voor de opvoeding en de vorming van zijn kinderen, zo doet God dat in mijn geestelijk leven. Hij staat niet op afstand en afstandelijk mijn leven te beoordelen. God en ik zijn met elkaar verbonden. Die binding is zo sterk, dat de Psalmist zelfs zegt, dat hij aan God "verkleefd" is (Psalm 63:8). Je kunt zeggen, dat hij aan God "vastgelijmd" is. God en Zijn kind zijn zo wezenlijk met elkaar verbonden, dat niets en niemand hen van elkaar kan scheiden (zie Romeinen 8:38,39).
Ik geloof in de Heilige Geest
De Bijbel zegt, dat God Zich niet slechts met een woord of gedachte van Zichzelf aan ons verbonden heeft, maar dat Hij dit gedaan heeft met een wezenlijk deel van Zichzelf: Zijn Heilige Geest. Hij heeft Zijn Geest in onze harten uitgestort. Hij heeft ons tot een geestelijke tempel voor Zichzelf gemaakt (1 Corinthe 3:16 en 6:19). God woont in deze tijd niet in een tempel van stenen, maar in een levende tempel, Zijn Gemeente. Hierdoor weten wij, dat wij kinderen van God zijn (Romeinen 8:14-16; Galaten 4:6). God wil, dat wij zeker weten, dat wij Zijn kinderen zijn. God wil niet, dat gelovigen in allerlei onzekerheden en met allerlei twijfels rondlopen. Hij heeft Zijn Geest in ons gegeven, opdat Zijn Geest als een echo van God zal werken. "Dit heb ik u, die in de Naam van de Zoon van God gelooft, geschreven, opdat u weet, dat u eeuwig leven hebt." (1 Johannes 5:13) Weet u het? Alleen zij die in de Here Jezus geloven, die Hem vertrouwen voor hun redding en Zich aan Hem overgegeven hebben, mogen weten, dat zij eeuwig leven hebben.
Wat heb ik aan mijn geloof?
Een veel voorkomende vraag op allerlei terreinen en in allerlei situaties is: "Wat heb ik eraan?" "Wat doet het voor mij?" Die vraag kun je ook stellen als het gaat om het geloof in God en in de Here Jezus. Op deze vraag geeft de Bijbel een heel duidelijk antwoord. "Wie in de Zoon van God gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie aan de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem." (Johannes 3:36) Jezus zei: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie Mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven." (Johannes 5:24) "Jezus zei: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij." (Johannes 14:6)
De Bijbel geeft de enige oplossing voor het zondeprobleem van de mens, waar de mens ook echt iets aan heeft. Jezus kwam als de "brug" om de kloof tussen de heilige God en de zondige mens te overbruggen. Hij kwam om de straf voor de verloren mens te dragen, opdat ieder die in Hem gelooft, eeuwig leven zou hebben. Sindsdien wil Hij zo dicht bij de mens zijn, dat Hij in het hart van de mens wil wonen. Hij klopt aan de deur van ons hart en vraagt toestemming om in ons te wonen (Openbaring 3:20). Zij die in het geloof Hem aanvaarden als hun Redder, maakt Hij tot kinderen van God (Johannes 1:12)
Onze situatie na de dood, in de eeuwigheid, wordt niet bepaald door onze goede levenswandel. Hoe goed wij ook menen geleefd te hebben, wij schieten altijd te kort als God dit beziet vanuit Zijn maatstaven. Wij zijn nooit in staat om door onze goede levenswandel de hoge eis die God stelt te vervullen. We schieten tekort (Romeinen 3:23). De enige mogelijkheid om de hemel binnen te gaan, is door geloof in Jezus Christus. Wie Hem in zijn leven binnenlaat, is voor eeuwig behouden.
Deze week sprak ik met een man, die meende, dat hij goed genoeg was om na zijn sterven de hemel te kunnen binnengaan. Ach, hij had weleens een appeltje gepikt, maar zo slecht was hij nou ook weer niet. God zou hem vast wel in de hemel binnenlaten, zo zei hij. Ik vroeg hem of hij weleens een verkeerde gedachte had. Ja, die had hij wel. Ik vroeg hem of hij toch zeker één keer per dag een verkeerde gedachte had. Nou, dat had hij ook wel. Toen zei ik hem, dat dit per jaar zo'n 365 verkeerde gedachten zijn en per 10 jaar zo'n 3560 verkeerde gedachten. Dat zijn over een periode van veertig jaar maar liefst 15.240 verkeerde gedachten! Dan hebben wij het nog niet eens over zijn verkeerde daden gehad. En deze man meende, dat hij goed genoeg was om de hemel binnen te gaan? Hij dacht, dat God zoveel verkeerde gedachten (en daden) niet erg vond?
Als mensen mij zeggen, dat ze zulke lieve, aardige mensen zijn, dan zeg ik soms, dat ik weleens met hun man of vrouw wil praten. Ik denk, dat die mij ook wel iets anders kan vertellen. Wij doen soms, alsof het wel meevalt met onze levenswandel, maar als wij er wat beter over nadenken, komen wij al gauw tot de ontdekking, dat wij toch niet zo goed zijn, als wij meenden. Zeker zijn wij niet goed genoeg naar Gods maatstaven. Tienduizend verkeerde gedachten zijn teveel. Dan laat God je niet binnen in de hemel. Duizend verkeerde gedachten zijn ook teveel. Zelfs tien verkeerde gedachten in je hele leven zijn teveel voor een heilig God om je in Zijn heerlijkheid binnen te laten. Je redt het niet.
En u...?
Als u na het lezen van "Waarom zou ik geloven?" ook graag in de Here Jezus wilt geloven en Hem als uw Redder wilt kennen, mag u dit in een gebed aan Hem zeggen. Bid dan het volgende gebed: "Here Jezus, Ik zie in, dat ik in mijn leven niet voldoe aan de eisen en de maatstaven van de heilige God, zodat ik niet in contact met God kan komen en ook Zijn hemel niet kan binnenkomen. Here Jezus, ik geloof, dat U ook mijn Redder wil zijn. Ik realiseer mij, dat U naar de aarde kwam om het zondeprobleem op te lossen. Ik geloof, dat U ook de straf voor mijn zonden gedragen hebt. Ik geloof, dat U ook voor de deur van mijn leven staat en in mijn hart wilt binnenkomen. Daarom vraag ik u nu: Here Jezus, kom nu, op dit moment, in mijn hart en maak mij nu een kind van God. Ik geloof, dat U absoluut te vertrouwen bent. U zegt, dat U in mijn hart wilt komen. Nu ik mijn hart voor U openstel, bent U ook binnengekomen. Dank U wel, dat u dit nu gedaan hebt. Amen."
Geeft dit gebed weer, wat u zou willen bidden? Bid het dan. Als u het niet uit uw hoofd kunt bidden, lees het dan op en bid zo dit opgeschreven gebed na. Realiseer u, wat de Bijbel zegt: "Wat moet ik doen om behouden te worden? Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en u zult behouden worden." (Handelingen 16:30,31)