Het boek Openbaring - Openbaring 14:1-5

U kunt deze studie meeluisteren:

Openbaring 14:1-5

DE 144.000

"Toen zag ik dit: het lam stond op de Sion, en bij het lam waren honderdvierenveertigduizend mensen die zijn naam en die van zijn Vader op hun voorhoofd hadden. Ik hoorde uit de hemel een geluid komen dat klonk als het geluid van geweldige watermassa's, van zware donderslagen; het klonk als het geluid dat muzikanten maken die op de lier spelen. Er werd voor de troon en voor de vier wezens en de oudsten iets gezongen dat leek op een nieuw lied. Niemand kon het lied begrijpen, behalve de honderdvierenveertigduizend mensen die van de aarde zijn vrijgekocht. Dat zijn degenen die zich niet met vrouwen hebben afgegeven maar maagdelijk zijn gebleven. Zij volgen het lam waarheen het maar gaat. Ze zijn uit de mensheid vrijgekocht om als de eerste opbrengst te worden aangeboden aan God en aan het lam. Geen leugen komt over hun lippen, er valt niets op hen aan te merken." (Openbaring 14:1-5)

 

Letterlijke vertaling: "En ik zag, en zie: het lam stond op de berg Sion, en met hem honderdvierenveertigduizend die zijn naam hadden, en de naam van zijn Vader was geschreven op hun voorhoofden. En ik hoorde een stem uit de hemel als een stem van vele wateren en als een stem van een grote donderslag, en de stem die ik hoorde was als van citerspelers die op hun citers musiceerden. En zij zongen een nieuw lied voor het aanschijn van de troon, en voor het aanschijn van de vier levende wezens en de oudsten, en niemand kon het lied leren dan die honderdvierenveertigduizend, die van de aarde zijn vrijgekocht. Zij zijn het die zich niet met vrouwen hebben bezoedeld, want zij zijn maagden, zij, die het lam volgen waarheen het ook maar gaat. Zíj werden vrijgekocht uit de mensen als eersteling voor God en het lam, en in hun mond is geen leugen gevonden, ze zijn zonder smet."

 

 

Overzicht

 

In hoofdstuk 12 zagen wij, dat satan uit de hemel geworpen zal worden.
In hoofdstuk 13 zagen wij, dat er tijdens de grote verdrukking twee gevaarlijke 'beesten' op aarde zullen zijn. Zij brengen vervolging, leed en verdrukking op aarde. Er komt een tijd van ernstige godslastering, zedeloosheid, onreinheid, geestelijke en letterlijke hoererij. Velen zullen het teken van het beest dragen.

 

In hoofdstuk 14 worden wij ineens uitgetild boven de grote verdrukking en horen wij over heerlijkheid, vreugde, rust en glorie. Er kan weer gezongen worden. Wij zien weer een groep verlosten. Zij dragen ook een teken: van de Vader en de Zoon.

 

In hoofdstuk 14 hebben wij niet een beschrijving van allerlei oordelen ten tijde van de grote verdrukking. Nee, hier hebben wij al een vooruitblik op het aanbreken van het komende Messiaanse vrederijk. Zoals wij zagen dat er telkens beschrijvingen worden gegeven over gebeurtenissen ten tijde van de grote verdrukking, zo is dat ook het geval bij het Messiaanse vrederijk.

 

Zo hoorden wij in Openbaring 11:15-17 ook al over het komende vrederijk:
"Toen blies de zevende engel op zijn bazuin. In de hemel klonken luide stemmen, die zeiden: 'Nu begint de heerschappij van onze Heer over de wereld, en die van zijn messias. Hij zal heersen tot in eeuwigheid.' De vierentwintig oudsten op hun tronen bij God wierpen zich neer en aanbaden God met de woorden: 'Wij danken u, Heer, onze God, Almachtige, die is en die was, want in uw grote macht neemt u nu het koningschap op u."

 

Terwijl wij midden in de beschrijving van de gebeurtenissen tijdens de grote verdrukking zaten, kwam ineens de mededeling dat alles toch zal uitlopen op het grote moment dat Jezus Koning op aarde zal worden. Zo'n vooruitblik hebben wij dus ook in deze verzen.

 

 

Het Lam op de berg Sion

 

Welke berg wordt hier bedoeld? Ja, Sion, maar waar is deze berg Sion? Er zijn namelijk twee bergen met deze naam in de Bijbel:

 

1. De Sionsberg te Jeruzalem, de berg waarop de tempel gebouwd is.

 

Romeinen 9:33 waarover geschreven staat: 'In Sion leg ik een steen neer waarover men struikelt, een rotsblok waaraan men zich stoot. Maar wie in hem gelooft, komt niet bedrogen uit.' Romeinen 11:26 Dan zal heel Israël worden gered, zoals ook geschreven staat: 'De redder zal uit Sion komen, en wentelt dan de schuld af van Jakobs nageslacht.
"Dan zal ieder die de naam van de HEER aanroept ontkomen: op de Sion, in Jeruzalem, is een toevlucht te vinden, zoals de HEER heeft beloofd; ieder die hij roept zal worden gered." (Joël 2:32)

 

Zie ook:
"Eens zal de dag komen dat de berg met de tempel van de HEER rotsvast zal staan, verheven boven de heuvels, hoger dan alle bergen. Volken zullen daar samenstromen, machtige naties zullen zeggen: 'Laten we optrekken naar de berg van de HEER, naar de tempel van Jakobs God. Hij zal ons onderrichten, ons de weg wijzen, en wij zullen zijn paden bewandelen.' Vanaf de Sion klinkt zijn onderricht, vanuit Jeruzalem spreekt de HEER." (Micha 4:1,2)

 

De berg Sion als berg van God staat in het boek Openbaring tegenover de berg Megiddo, als berg van de antichrist. "Ze (de demonische geesten) brachten hen bijeen op de plaats die in het Hebreeuws Harmagedon heet." (Openbaring 16:16) Het is de berg waar de vijanden van Israël zich zullen verzamelen.

 

2. De hemelse Sionsberg waar de zaligen zijn vergaderd.

 

Hebreeën 12:22 Nee, u staat voor de Sionsberg, voor de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en voor duizenden engelen die in vreugde bijeen zijn." Er is dus in de hemel een tempel en ook een berg Sion waarop de tempel gebouwd is.

 

Welk Sion wordt hier bedoeld? Als je de beschrijving in vers 1-5 leest, lijkt het mij, dat hier het hemelse Sion bedoeld wordt. Het Lam en de 144.000 staan gereed om naar de aarde te komen.

 

 

Bijzondere geluiden

 

:2 Ik hoorde uit de hemel een geluid komen dat klonk als het geluid van geweldige watermassa's, van zware donderslagen; het klonk als het geluid dat muzikanten maken die op de lier spelen.
:3 Er werd voor de troon en voor de vier wezens en de oudsten iets gezongen dat leek op een nieuw lied.

 

GNB: "En ik hoorde een geluid uit de hemel als van een machtige waterval, als van zware donderslagen. Het geluid dat ik hoorde, was als van harpspel, of er op harpen werd gespeeld, en er werd een nieuw lied gezongen voor de troon."

  1. Geluid als van een waterval. Dat is rustgevend.
  2. Geluid als van grote donderslag bij onweersbui.
  3. Geluid als van harpspel.
  4. Samenzang van of voor de 144.000.

Het lied wordt in de hemel gehoord. Er staat dat 'zij' het zongen. Wie zijn die 'zij'? Het lijkt mij dat dit de 144.000 zijn.

 

 

De 144.000

 

In Openbaring 7:1-8 hoorden wij al eerder over deze 144.000.
"Hierna zag ik vier engelen bij de vier hoeken van de aarde staan. Zij hielden de vier winden van de aarde in bedwang, om te voorkomen dat er een wind over land of op zee of door de bomen zou waaien. Ik zag in het oosten een andere engel opstijgen, die het zegel van de levende God had. De vier engelen die de opdracht hadden gekregen om schade toe te brengen aan het land en de zee riep hij met luide stem toe: 'Laat het land en de zee en ook de bomen nog ongemoeid! Eerst moeten wij het zegel van onze God op het voorhoofd van zijn dienaren aanbrengen.' Toen hoorde ik het aantal van hen die het zegel droegen:
honderdvierenveertigduizend in totaal, afkomstig uit elke stam van Israël. Twaalfduizend uit de stam Juda die het zegel droegen, twaalfduizend uit de stam Ruben, twaalfduizend uit de stam Gad, twaalfduizend uit de stam Aser, twaalfduizend uit de stam Naftali, twaalfduizend uit de stam Manasse, twaalfduizend uit de stam Simeon, twaalfduizend uit de stam Levi, twaalfduizend uit de stam Issachar, twaalfduizend uit de stam Zebulon, twaalfduizend uit de stam Jozef en ten slotte twaalfduizend uit de stam Benjamin die het zegel droegen."

 

In hoofdstuk 7 werd nog heel weinig over hen verteld:

  1. Het zijn mensen uit de 12 stammen van Israël.
  2. Hun aantal bedraagt 144.000.
  3. Zij zijn dienaren van God.
  4. Zij hebben het zegel van God op hun voorhoofd.

In hoofdstuk 7 zien wij deze 144.000 ten tijde van de grote verdrukking. Zij waren verzegeld, zodat zij niet ten tijde van de grote verdrukking gedood zouden worden. In hoofdstuk 14 zien wij hen opnieuw, maar nu als Jezus Koning over Israël gaat worden en Zijn Messiaanse vrederijk sticht. Zij zijn inderdaad nog allen in leven.
Zij zullen het echter zeer moeilijk gehad hebben in de tijd van de grote verdrukking. Zij dragen het teken van het beest niet. Zij kunnen niet kopen noch verkopen. Dus ook geen voedsel en ook geen kleding.
Als zij ziek zijn, kunnen zij de dokter niet betalen. In ziekenhuizen kunnen zij niet worden opgenomen. Misschien moeten zij bedelen om in leven te blijven. Misschien net als Elia worden zij door de raven gevoed.

 

In hoofdstuk 14 staat, dat zij niet alleen de Naam van de Vader op hun voorhoofd hebben, maar ook die van het Lam.
Terwijl de volgelingen van het beest uit Openbaring 13 een satanisch merkteken dragen, hebben zij het eigendomsmerk van God de Vader en van de Here Jezus. "Verder liet het bij alle mensen, jong en oud, rijk en arm, slaaf en vrije, een merkteken zetten op hun rechterhand of op hun voorhoofd. Alleen mensen met dat teken dat wil zeggen de naam van het beest of het getal van die naam konden iets kopen of verkopen." (Openbaring 13:16,17)

 

Het meest belangrijke is: zij zijn verlost! Vers 3 zegt dat zij zijn vrijgekocht. Zij zijn op de slavenmarkt van satan vrijgekocht door de Here Jezus. Nu zijn zij niet meer in de macht van de duivel, maar leven zij onder de hoede van de Here Jezus. Dit geldt iedere gelovige!

 

Zij zijn niet alleen door de Here Jezus en Zijn bloed verlost, zij volgen Hem ook als trouwe leerlingen.

 

 

Beschrijving van de reinheid van de 144.000

 

Uit hoofdstuk 7 weten wij dat het mensen uit de 12 stammen van Israël. Er is echter nog iets bijzonders met hen.

 

"Dat zijn degenen die zich niet met vrouwen hebben afgegeven maar maagdelijk zijn gebleven. Zij volgen het lam waarheen het maar gaat. Ze zijn uit de mensheid vrijgekocht om als de eerste opbrengst te worden aangeboden aan God en aan het lam. Geen leugen komt over hun lippen, er valt niets op hen aan te merken." (vers 4 en 5)


NBG: "Dezen zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt."
HSV: "Zij zijn het die niet met vrouwen bevlekt zijn, want zij zijn maagden."

NB: "Zij zijn het die zich niet met vrouwen hebben bezoedeld,
want zij zijn maagden, zij, die het lam volgen waarheen het ook maar gaat. Zíj werden vrijgekocht uit de mensen als eersteling voor God en het lam, en in hun mond is geen leugen gevonden, ze zijn zonder smet."

 

Gaat het hier over de religieuze groep van de Essenen, die niet trouwden? Zijn er dan ooit 144.000 Essenen geweest uit de 12 stammen van Israël? Neen.

 

Betekent dit dat de 144.000 allemaal en alleen mannen waren? Waren er geen vrouwen bij deze groep?

 

Zijn al deze mensen nooit getrouwd geweest? Hebben zij allemaal celibatair geleefd? Wordt het huwelijk hier als minderwaardig afgeschilderd? Worden vrouwen hier als onreine wezens gezien? Dat kan niet. Dat zou in strijd zijn met de Bijbelse boodschap. In de Bijbel wordt het huwelijk juist geprezen terwijl vrouwen er een hoge status hebben.
Tegenover 'het Lam' staan hier 'onreine vrouwen'. Wie worden met de onreine vrouwen bedoeld?

 

Van Israël wordt gezegd: " Je brak je juk steeds weer in stukken, rukte je riemen los en zei: "Ik wil niet dienstbaar zijn." Maar op elke hoge heuvel, onder elke bladerrijke boom, lag je als een hoer te wachten." (Jeremia 2:20)
Dit is beeldspraak en verwijst naar de afgoderij van het volk. De afgoden worden hier voorgesteld als overspelige vrouwen.

 

Hier tegenover staat: "2 Corinthiërs 11:2 Ik waak over u zoals God over u waakt. Ik heb u aan één man uitgehuwelijkt, aan Christus, en ik wil u als een kuise bruid aan hem geven."
NBG: "Want met een ijver Gods waak ik over u, want ik heb u verbonden aan een man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen."

 

"Geen leugen komt over hun lippen, er valt niets op hen aan te merken." (vers 5)
Dit herinnert ons aan de woorden van de profeet Sefanja:
"Wie er van Israël overblijven [de 144.000?], zullen niet langer onrecht doen, ze zullen geen leugens spreken, uit hun mond zal geen bedrieglijke taal meer klinken. Ze zullen weiden en rustig liggen, en niemand die ze stoort." (Sefanja 3:13)

 

Zoals de offerdieren in de tempel zonder gebrek moesten zijn, dus onberispelijk, zo zijn deze Joodse gelovigen ook onberispelijk. Dat wil niet zeggen dat zij zonder zonde zijn, maar net als Abraham en vele anderen uit de Bijbel: zich strikt houdend aan de geboden van de Heer. Zo zijn deze 144.000 volkomen aan de Heer toegewijd.

 

 

De 144.000 zijn 'eerstelingen'

 

"Dat zijn degenen die zich niet met vrouwen hebben afgegeven maar maagdelijk zijn gebleven. Zij volgen het lam waarheen het maar gaat. Ze zijn uit de mensheid vrijgekocht om als de eerste opbrengst te worden aangeboden aan God en aan het lam." (vers 4)

 

NBG: "Dezen zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam."
NB: "Zíj werden vrijgekocht uit de mensen als eersteling voor God en het lam."

Deze 144.000 zijn niet de enigen die het Lam volgen. Zij behoren tot een groep die als eerste opbrengst gezien wordt. Let er nu op, dat er onder de christenen geen sprake is van een eerste groep die zalig wordt.

 

Wij kennen wel een andere groep waar een eerste bij behoort:
"Maar Christus is werkelijk uit de dood opgewekt, als de eerste van de gestorvenen. Zoals de dood er is gekomen door een mens, zo is ook de opstanding uit de dood er gekomen door een mens. Zoals wij door Adam allen sterven, zo zullen wij door Christus allen levend worden gemaakt. Maar ieder op de voor hem bepaalde tijd: Christus als eerste en daarna, wanneer hij komt, zij die hem toebehoren." (1 Corinthe 15:20-23)

 

Hier is alleen de Messias een eerste.

 

Ook in de Hebreeënbrief was sprake van 'eerstelingen'.
"Nee, u staat voor de Sionsberg, voor de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en voor duizenden engelen die in vreugde bijeen zijn, voor de gemeenschap van eerstgeborenen, die in de hemel ingeschreven zijn, voor God, de rechter van allen, en voor de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid gekomen zijn, voor de bemiddelaar van een nieuw verbond, Jezus, en voor het gesprenkelde bloed dat krachtiger spreekt dan dat van Abel." (Hebreeën 12:22-23)

 

Wie zijn deze eerstgeborenen? Het ligt voor de hand om hier te denken aan het woord 'wederom geboren', maar dat is iets heel anders. Ze zijn het eerst 'tot leven gekomen'. Dat wil gewoon zeggen, dat zij het eerst tot geloof in de Here Jezus zijn gekomen. Later zijn er anderen bijgekomen. Maar zij waren de eerste gelovigen. Wie waren dat? Dat waren de Joodse gelovigen. Anders gezegd (zoals wij hen vandaag noemen): de Messias belijdende Joden. Het zijn de Messias belijdende Joden vanaf de eerste Pinksterdag tot aan de dag van Jezus' wederkomst. De hele Hebreeënbrief is trouwens aan hen gericht. Niet aan heiden-christenen, maar aan Joodse 'christenen'.

 

Zie:

 

"Ik spreek tot u, heidenen. Juist omdat ik apostel der heidenen ben, acht ik dit de heerlijkheid van mijn bediening, dat ik zo mogelijk de naijver van mijn vlees en bloed mocht opwekken, en enigen uit hen behouden. Want, indien hun verwerping de verzoening der wereld is, wat zal hun aanneming anders wezen dan leven uit de doden? Zijn de eerstelingen heilig, dan ook het deeg, en is de wortel heilig, dan ook de takken. Indien nu enkele van de takken weggebroken zijn en gij als wilde loot daartussen geent zijt en aan de saprijke wortel van de olijf deel hebt gekregen, beroem u dan niet tegen de takken! Indien gij u ertegen beroemt; niet gij draagt de wortel, maar de wortel u. Gij zult dan zeggen: er zijn takken weggebroken, opdat ik als loot geënt zou worden. Goed! Zij zijn om hun ongeloof weggebroken en gij staat door het geloof. Wees niet hoogmoedig, maar vrees!" (Romeinen 11:13-20 NBG)

 

De 'Joden-christenen' zijn de eerstelingen. Zij zijn de takken op de stam van gans Israël. Naast hen en tussen hen in staan de takken van de 'heiden-christenen' die later ook tot geloof gekomen zijn. Zij zijn ook takken op de stam Israël.

 

 

Het nieuwe lied

 

"Ik hoorde uit de hemel een geluid komen dat klonk als het geluid van geweldige watermassa's, van zware donderslagen; het klonk als het geluid dat muzikanten maken die op de lier spelen. Er werd voor de troon en voor de vier wezens en de oudsten iets gezongen dat leek op een nieuw lied. Niemand kon het lied begrijpen, behalve de honderdvierenveertigduizend mensen die van de aarde zijn vrijgekocht." (vers 2 en 3)
NB: "En zij zongen een nieuw lied voor het aanschijn van de troon, en voor het aanschijn van de vier levende wezens en de oudsten, en niemand kon het lied leren dan die honderdvierenveertigduizend, die van de aarde zijn vrijgekocht."

 

Dit nieuwe lied zal in de hemel gecomponeerd zijn en vanuit de hemel voorgezongen en gedirigeerd zijn. Het is een nieuw lied, dus de 144.000 kennen het lied eerst ook niet. Maar zij gaan het leren en zij kunnen het daarna zingen.

 

Johannes zal met verbazing naar dit nieuwe lied geluisterd hebben. Hij had al zoveel bijzondere geluiden gehoord: ruisen van een waterval, donderslagen, harpen en een stem die tegen hem sprak. Nu hoort hij zingen. Het moet een prachtig lied zijn geweest.

 

Deze zangers vormen met elkaar een machtig groot koor. Zij zingen een lied dat zo mooi, persoonlijk en moeilijk is, dat niemand anders het kan meezingen.

 

 

Waarom wordt dit alles ons meegedeeld?

 

Wij moeten weten dat de Joden niet afgeschreven zijn! Ook al verplaatsen deze hoofdstukken ons naar de tijd van de grote verdrukking - ook voor Israël -, er zullen veel Joden zijn die de Here Jezus trouw blijven.

 

Ook maakt dit hoofdstuk ons duidelijk, dat ook al verblijven wij hier in de grote verdrukking, het Messiaanse vrederijk zal zeker komen.
De 144.000 zijn eerstelingen. Dit verzekert ons, dat aan het eind van de grote verdrukking alle overgebleven Joden gered zullen worden. Dat zijn dus alle Israëlieten die dan nog op aarde leven. Het gaat niet over de Joden die eerder gestorven waren. "Er is, broeders en zusters, een goddelijk geheim dat ik u niet wil onthouden, omdat ik wil voorkomen dat u op uw eigen inzicht afgaat. Slechts een deel van Israël werd onbuigzaam, en dat alleen tot het moment dat alle heidenen zijn toegetreden. Dan zal heel Israël worden gered, zoals ook geschreven staat: 'De redder zal uit Sion komen, en wentelt dan de schuld af van Jakobs nageslacht." (Romeinen 11:25,26)

 

Hier zegt de apostel Paulus hetzelfde als wat de Here Jezus had gezegd: "Maar wie standhoudt tot het einde, zal worden gered." (Mattheus 24:13) NBG: "Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden." Hier gaat het niet over christenen die aan het geloof moeten vasthouden tot hun dood om in de hemel te komen. Hier gaat het over Joden die tijdens de grote verdrukking trouw moeten blijven aan God om het Messiaanse vrederijk te kunnen binnengaan.

 

De profeten hadden echter gezegd, dat slechts een klein aantal Israëlieten behouden in dit vrederijk zouden aankomen. Zij spraken over een 'rest', dat is het laatste deel van wat aan het eind van de grote verdrukking nog overgebleven zal zijn van het volk Israël.

 

Zie in de NBG:

 

Jesaja 10:20 En het zal te dien dage geschieden, dat de rest van Israël en wat van Jakobs huis ontkomen is, niet langer zullen steunen op hem die ze sloeg, maar in waarheid steunen zullen op de HERE, de Heilige Israëls.
Jesaja 10:21 Een rest zal zich bekeren, de rest van Jakob, tot de sterke God.
Jesaja 10:22 Want, al ware uw volk, o Israël, als het zand der zee, een rest daaronder zal zich bekeren; verdelging is vast besloten, overvloeiende van gerechtigheid.

 

Jesaja 28:5 Te dien dage zal de HERE der heerscharen tot een sierlijke kroon en een prachtige diadeem zijn voor de rest van zijn volk,
Zacharia 14:2 Dan zal Ik alle volken tegen Jeruzalem ten strijde vergaderen; de stad zal genomen worden, de huizen zullen worden geplunderd en de vrouwen geschonden. De helft van de stad zal wegtrekken in ballingschap, maar de rest van het volk zal in de stad niet uitgeroeid worden.

 

Micha 2:12 Voorzeker zal Ik u, o Jakob, in uw geheel bijeenbrengen, voorzeker vergaderen het overblijfsel van Israël. Ik zal hen bijeenbrengen als schapen in een kooi, als een kudde in het midden der weide. Het zal er gonzen van mensen.
Micha 4:7 En Ik zal het kreupele stellen tot een overblijfsel en het verdrevene tot een machtig volk, en de HERE zal Koning over hen zijn op de berg Sion, van nu aan tot in eeuwigheid.
Micha 5:3 Daarom zal Hij hen prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. Dan zal het overblijfsel zijner broederen terugkeren met de Israëlieten.
Micha 5:7 En het overblijfsel van Jakob zal te midden van vele volkeren zijn als dauw van de HERE, als regenstromen op het groene kruid, dat niet wacht op de mens, noch mensenkinderen verbeidt.
Micha 5:8 En het overblijfsel van Jakob zal zijn onder de natiën, te midden van vele volkeren als een leeuw onder de dieren des wouds, als een jonge leeuw onder de schaapskudden, die, wanneer hij er binnendringt, neerslaat en verscheurt, zonder dat iemand redt.
Micha 7:18 Wie is een God als Gij, die de ongerechtigheid vergeeft en de overtreding van het overblijfsel van zijn erfdeel voorbijgaat, die zijn toorn niet voor eeuwig behoudt, maar een welbehagen heeft in goedertierenheid!

 

Sefanja 2:7 De kust zal ten deel vallen aan het overblijfsel van het huis van Juda; daarop zullen zij weiden; in de huizen van Askelon zullen zij zich des avonds legeren, want de HERE, hun God, zal acht op hen slaan en een keer in hun lot brengen.
Sefanja 3:13 Het overblijfsel van Israël zal geen onrecht doen noch leugen spreken, en in hun mond zal geen bedrieglijke tong gevonden worden, want zij zullen weiden en nederliggen, zonder dat iemand hen verschrikt.

 

Romeinen 11:5 Zo is er dan ook in de tegenwoordige tijd een overblijfsel gelaten naar de verkiezing der genade.

 

De profeet Zacharia kondigt een verschrikkelijk oordeel over Israël aan dat in de tijd van de grote verdrukking zal plaats hebben: "In heel het land spreekt de HEER zal twee derde worden uitgeroeid en omkomen; slechts een derde deel zal worden gespaard." (Zacharia 13:8) NBG: "In het gehele land, luidt het woord des HEREN, zullen twee derden uitgeroeid worden en de geest geven, maar een derde zal daarin overblijven."

 

Zacharia zegt namens God dat tweederde deel van zijn eigen volk uitgeroeid zal worden tijdens de grote verdrukking. Dat is nog veel en veel erger dan wat er tijdens de Tweede Wereldoorlog plaats vond.

 

Daarna kondigt Zacharia het einde van de grote verdrukking aan met de volgende woorden (NBV):
"Er komt een dag dat de HEER zal ingrijpen, Jeruzalem, dat de buit binnen je muren wordt verdeeld. Ik zal alle volken samenbrengen zegt de HEER om tegen Jeruzalem ten strijde te trekken. De stad zal worden ingenomen, de huizen zullen worden geplunderd en de vrouwen verkracht. De helft van de inwoners wordt in ballingschap weggevoerd, maar het deel dat overblijft zal niet worden uitgeroeid. Daarna zal de HEER uittrekken en de strijd tegen die volken aanbinden, net als weleer." (Zacharia 14:1-3)

 

Juist nu wij weten, dat wij onlosmakelijk met 'Olijfboom Israël' verbonden zijn, doet deze ernstige toekomst van het volk ook ons heel veel pijn. Nu begrijpen wij ook de pijn waarover Paulus in Romeinen 9-11 sprak toen hij het had over de mensen van zijn eigen Joodse volk die geen volgelingen van de Here Jezus waren. Daarom: Bid voor Israël!