Het boek Openbaring - OPENBARING 18

U kunt deze studie meeluisteren:

Openbaring 18

GODS OORDEEL OVER DE ISLAMITISCHE ARABIEREN

Openbaring 18 - Babylon
Babylon

Openbaring 18

De Bijbel kondigt een heftig oordeel aan over het huidige IRAN en IRAK, tezamen met hun islamitisch-Arabische bondgenoten. IRAN en IRAK zullen volkomen van de kaart geveegd worden. Tevens roept de Bijbel de laatste Joden die daar nog wonen op, om deze gebieden te verlaten. De terroristische groeperingen van de islam voldoen nu al aan het beeld dat de Bijbel van deze volken schetst.
Waar ligt de bron van de problemen? Wat is het doel van Gods oordeel over deze volken? Wat hebben Joden en christenen ermee te maken? Waarom gaat God deze volken zo zwaar straffen?

 

De islamitische Arabieren trekken ten strijde tegen Israël door middel van leugenachtige propaganda. Daarmee hebben zij ook al de universiteiten in de USA bereikt. Bijna dagelijks kun je op de universiteiten en hogescholen van de USA de volgende kreten horen:

  • Elke Jood die naar Israël komt krijgt een wapen om Arabieren dood te schieten.
  • Het Israëlische leger leidt scherpschutters op om Palestijnen de ogen uit te schieten en blind te maken.
  • Israël steelt organen van Palestijnen.
  • In Israël worden alle Ethiopische vrouwen gesteriliseerd omdat ze zwart zijn.

De a.s. academici geloven deze kreten.
Tienduizenden studenten horen dagelijks deze kreten. Velen van hen geloven deze kreten omdat ze geuit zijn door professoren en anderen die gezag hebben bij de BDS. Dit is de engelse afkorting voor Boycott, Divestment and Sanctions (Boycot, terugtrekking van kapitaal en sancties).

 

In de Arabische wereld is er ook een demoniseren van Israël, maar dan klinken er andere geluiden. Daar verkondigen zij dat de Zionisten achter alle aanslagen in de Westerse wereld zitten. Het zijn geen islamitische terroristen die de aanslagen plegen, het zijn Joden die dit doen... zeggen zij!

 

 

Maar ook de christenen moeten het ontgelden

 

Deze week hoorden wij het volgende:
Een religieuze discussie tussen moslims en christenen aan boord van een migrantenboot op de Middellandse Zee kreeg dinsdagnacht een dramatische ontknoping. Twaalf christelijke vluchtelingen werden overboord gegooid vanwege hun geloof.

 

Met meer dan honderd zaten ze dinsdagnacht in een rubberen bootje: Ivorianen, Malinezen, Senegalezen, Nigerianen en Ghanezen. Allen hadden ze het doel om het Italiaanse vasteland te bereiken in de hoop op een beter leven in Europa, maar ondanks de gedeelde smart ontstond er verdeeldheid in het bootje.

 

 

Religieuze discussie

 

Volgens getuigen brak er een religieuze discussie uit tussen christelijke Nigerianen en Ghanezen en islamitische Ivorianen, Malinezen en Senegalezen. De felle woorden liepen uit op directe bedreigingen in de richting van de christelijke minderheid in de rubberboot.

 

Het bleef helaas niet bij bedreigingen. Twaalf christenen werden door hun islamitische reisgenoten over boord gegooid. De overige christenen wisten te voorkomen dat ze in het water terechtkwamen door zich stevig vast te houden en een menselijke ketting te vormen.

 

Het zijn niet alleen islamitische terroristen die Joden en christenen vermoorden, soms ook gewone islamieten. Maar altijd op grond van hun geloof.

 

Islamieten weten niet of ze ooit in de hemel komen. Ze gaan gebukt onder angst vanwege hun zonden. Nu hopen ze Allah gunstig te stemmen door Joden en christenen te vermoorden en daardoor een plek in de hemel te verwerven. Een zeer gevaarlijke godsdienst!

 

 

Belangrijke vraag

 

Kan dat allemaal gewoon ongestraft doorgaan? Ziet God het allemaal niet? Waarom doet Hij er nog steeds niets aan?

 

 

Wat Johannes ziet in Openbaring 18

  1. Er komt een andere engel die grote macht en heerlijkheid bezit uit de hemel. Deze engel kondigt de val van het machtige Babylon aan alsof het al gevallen is. De engel kondigt aan dat Babylon vervallen is aan de duivel en de demonen. Deze val van Babylon is een ramp voor de gehele wereld.
  2. De val van Babylon is als een oordeel vanwege de ellende die deze mensen over de Joden gebracht hebben. Het zal een snel en heftig oordeel zijn, waarbij alle volken die met Babylon hebben samengewerkt ook door dit oordeel getroffen zullen worden.

    In Openbaring 18:2 klinkt het als volgt: "Gevallen, gevallen is Babylon, die grote stad!" De herhaling van het woord 'gevallen' is een oosterse manier om duidelijk te maken dat het echt waar is. De val van Babel is zeker! Babel zal zeker verwoest worden.

  3. De stad en de wereld hebben zich verrijkt met de rijkdom en de bodemschatten van Babel / Irak. Hierbij zullen wij m.i. vooral moeten denken aan de olie waarvan de Arabieren ons voorzagen. Hierbij hadden zij zoveel macht, dat zij enkele tientallen jaren geleden ons konden dwingen tot een keuze tegen Israël, tot rantsoenering van de benzine en tot meerdere keren een autoloze zondag!

    In het bijzonder worden in dit hoofdstuk de kooplieden en de mensen op de schepen genoemd. Je kunt denken aan de oliehandelaren en de olieschepen. Maar ook aan handelsschepen met andere koopwaar.

    Vervolgens roept deze engel de Joden en de christenen die nog in Irak leven om zo spoedig mogelijk dit land te verlaten. 'Ga weg uit die stad, mijn volk' (:4), dat zijn de Joden! God wil het Joodse volk beschermen tegen de komende oordelen. Dat is de enige mogelijkheid om aan de ondergang van Irak te ontkomen.

    Jesaja had dit ook al geprofeteerd: "Trek weg uit Babel, ontvlucht de Chaldeeën! Verkondig dit met luid gejuich, laat het horen, laat weten tot aan de einden der aarde: 'De HEER koopt zijn dienaar Jakob vrij!'" (Jesaja 48:20)
  4. Vervolgens zal een vreselijk oordeel Babylon / Irak treffen: "Doe met haar wat zij met anderen deed, ja laat haar dubbel boeten. Laat haar het dubbele drinken uit de beker waaruit zij anderen te drinken gaf. Geef haar net zoveel pijn en rouw te dragen als zij zich luister en overvloed heeft gegund. Ze zegt bij zichzelf: Ik zit hier als een koningin, niet als een arme weduwe. Mij zal niets gebeuren! Daarom zullen alle plagen haar op één dag treffen: dodelijke ziekte, rouw en hongersnood, en ze zal in vlammen opgaan. Want God, de Heer, die dat vonnis heeft geveld, is machtig." (Openbaring 18:6-8)

 

Prof. Dr. A.J. Visser gaf de woorden uit vers 6 als volgt weer: "Sla dood, sla dood."

(Prediking NT Openbaring)

 

Er staat niet bij wie het vreselijke oordeel aan Irak zal moeten voltrekken. Het kan zijn dat er een directe straf van Godswege uit de hemel op haar zal neerdalen, of dat bijvoorbeeld het leger van Israël dit land een zware slag zal toebrengen.

 

Ook de profeet Sefanja heeft het oordeel over Iran en Irak aangekondigd in zijn godsspraak over Assyrië: "Hij zal zijn hand uitstrekken naar het noorden, Assyrië te gronde richten, Nineve tot een wildernis maken, dor als een woestijn. Kudden zullen er een rustplaats vinden, allerlei dieren zullen er samentroepen, uilen en stekelvarkens zullen zich nestelen tussen de zuilen. Hoor hoe het huilt door de vensters, puin ligt op de drempels, het cederhout is losgerukt. Dat is er over van die vrolijke stad, de stad die zo onbezorgd leefde, die dacht: Ik, en ik alleen! Ach, wat een wildernis is ze geworden, een rustplaats voor wilde dieren. Wie er voorbij komt sist tussen zijn tanden en gebaart vol afschuw met zijn hand.

 

Wee de opstandige, bezoedelde, gewelddadige stad!" (Sefanja 2:13-3:1)

 

 

Bij de uitleg van de profetie

 

Profetie in de Bijbel is altijd gezien vanuit Israël. Profetieën in het Oude Testament hebben altijd en alleen te maken met Israël en zijn vijanden. Helaas kan er niet gezegd worden: Israël en zijn vrienden. Israël heeft eigenlijk nooit andere volken als echte vrienden gehad.

 

De kerk bestond in die tijd nog niet. De profetieën uit die tijd hebben dan ook nooit met de kerk te maken; alleen met Israël.
Als in het Nieuwe Testament profetieën teruggrijpen op eerdere uitspraken in het Oude Testament - zoals onder andere in het boek Openbaring het geval is - hebben deze profetieën ook niet te maken met de kerk en zijn relaties, maar weer alleen met Israël en zijn relaties.

 

Het gaat in het boek Openbaring en dus ook in hoofdstuk 18 dus over de relaties van Israël in verleden, heden en toekomst.

 

Wie dit niet ziet, maakt de grootst mogelijke onzin van de Bijbelse profetie.

 

 

De boodschap van Openbaring 18

 

De hoofdstukken 6-19 nemen ons mee in een beschrijving van de komende grote verdrukking in de eindtijd. In deze tijd zal God oordelen, plagen en straffen naar de aarde zenden om met name hen die in alle tijden vóór deze periode van de grote verdrukking de Joden bestreden hebben, hiervoor te straffen. Dat is dus ook het geval in Openbaring 18 waarin het gaat over het land dat in de Bijbelse tijd Babylonië heette en dat nu Irak heet.

 

Als wij de Bijbel wat nauwkeuriger bestuderen, vooral bij de profeten van Israël, dan blijkt, dat het niet alleen om het huidige Irak gaat, maar om alle volken die zich bij het streven van Irak hadden aangesloten om Israël uit te roeien. Onder de naam Babylonië krijgen wij nu te maken met alle islamitische Arabieren van het Midden-Oosten.

 

 

Openbaring 18 en de profetie uit het OT

 

Deze oordeelsaankondiging was al in de tijd van het Oude Testament door de profeet Jesaja aangekondigd. Hij schreef: "Dieren uit de woestijn legeren zich daar [in Babel], uilen nemen de huizen in bezit, struisvogels gaan er wonen en bokken dansen er rond. In de lege huizen klinkt het gehuil van hyena's, jakhalzen janken in de weelderige paleizen van weleer. Voor Babel is de tijd nabij, zijn dagen zijn geteld." (Jesaja 13:21,22)

 

Wat Jesaja hier profeteert gaat niet over een aantal dieren uit de natuur, maar over demonen. Hoe moet je echter de verschillende demonische wezens beschrijven? De Bijbel doet dit aan de hand van een aantal dieren. Zij staan model voor de demonen in Babel, het huidige Irak.

Een zelfde soort beschrijving vinden wij bij één van de trawanten van de Babyloniërs, Edom: "Dwergooruil en stekelvarken nemen het in bezit, raaf en ransuil zullen er huizen. Hij heeft er het meetlint van de chaos gespannen, hij weegt het met de weegstenen van de woestenij. Het is de ontmoetingsplaats van woestijndieren en hyena's, bokken meten daar hun krachten. Lilit [een demon] zoekt er rust en leeft er ongestoord." (Jesaja 34:11,14)

 

 

Alle islamtische volken zijn er bij betrokken

 

Als wij de profetieën van Jesaja lezen, worden wij overweldigd door de oordeelsaankondiging van Godswege aan de omringende volken van Israël. Opmerkelijk is dat wij al deze volken in onze tijd tegenkomen als islamitisch-Arabische volken.

 

Zo gaat het over Egypte, Libië, Libanon, Edom, Moab, Syrië, Assyrië, Babel, Saudi-Arabië, de Palestijnen, zelfs over volken uit Afrika. Allemaal islamitische volken in onze tijd.

 

 

Jeremia en de latere islamitische Arabieren

 

De profeet Jeremia had al gewezen op het feit dat de dag zou komen dat de maat van de zonden van Babel 'vol' zou zijn en er dan ook snel straf moest komen. "Maar de artsen zeggen: "We hebben geprobeerd haar te genezen, ze was niet te redden. Laat haar achter, wij gaan terug naar ons eigen land. Deze straf gaat elke aardse maat te boven, dit vonnis reikt tot aan de wolken." (Jeremia 51:9)

 

Het BOEK geeft het in begrijpelijke taal als volgt weer: "Wij zouden haar helpen als wij konden, maar niets kan haar nu nog redden. Laat haar maar gaan. Verlaat haar en ga terug naar uw eigen land, want God veroordeelt en straft haar vanuit de hemel."

 

Wat de islamitische terroristen anderen aangedaan hebben, zal nu hun aangedaan worden, zo zegt de profeet Jeremia:
"Snijd alle leiders van Babel de keel af, voer ze naar de slachtbank, al die stieren. Wee hun! Hun laatste uur is aangebroken, het moment waarop met hen wordt afgerekend, is gekomen. Luister naar de vluchtelingen, die uit Babel zijn ontkomen. In Sion brengen zij de boodschap: "Dit is de wraak van de HEER, onze God. Hij heeft zijn tempel gewroken."
Stuur boogschutters naar Babel, sla het beleg voor de stad, laat niemand ontkomen. Vergeld wat ze heeft aangericht, doe met haar wat ze zelf heeft gedaan. Ze was hoogmoedig tegenover de HEER, de Heilige van Israël. De soldaten [van de Babyloniërs] zullen sterven op de pleinen, elke krijgsheld sneuvelt op die dag spreekt de HEER. Ik zal je straffen, hoogmoedige stad spreekt de HEER, de God van de hemelse machten , de dag dat ik je straf is nu gekomen. In je hoogmoed zul je struikelen en vallen, niemand helpt je overeind. De steden om je heen laat ik in vlammen opgaan, het land valt aan vuur ten prooi." (Jeremia 50:27-32)

 

Het boek Openbaring wijst er zelfs op, dat de Babyloniërs in de eindtijd weer slaven zullen nemen: 'slaven en lijfeigenen' (Openbaring 18:13). De NBG spreekt zelfs over 'lichamen en zielen van mensen'. Wie moet hier niet denken aan wat islamitische terroristen doen: kinderen en vrouwen ontvoeren en hen tot slaven maken?

 

 

Terug van weggeweest

 

De islam en de Arabische terroristen zijn 'terug van weggeweest'.
Zoals Mohammed een bedreiging vormde voor ieder die de islam niet aanvaardde, zo vormt IS een bedreiging voor ieder die op een andere manier zijn of haar geloof belijdt; dus ongeacht of het een man of vrouw is, een kind of een bejaarde. Ook ongeacht of het een ongelovige, een christen, een Jood of een andersdenkende islamiet is.
In de hele wereld zijn islamitische extremisten actief. Hierbij hebben zij het nadrukkelijk gemunt op scholen en universiteiten. Dit blijkt onder andere uit de naam van één van de islamitische terreurgroeperingen: Boko Haram. Vrij vertaald betekent dit: "Westers onderwijs is zondig". Deze groep ontvoerde een jaar geleden maar liefst 300 schoolmeisjes in Nigeria.

 

Amnesty International kwam met een angstaanjagend rapport over Boko Haram. Boko Haram zou minstens 2000 meisjes en vrouwen hebben ontvoerd en minstens 5500 burgers hebben vermoord. Door hun geweld zouden in Nigeria meer dan 1,5 miljoen mensen uit hun huizen verdreven zijn. Hieronder waren 800.000 kinderen.

 

Deze vrouwen en meisjes mogen verkracht worden, ja zelfs vermoord worden. Wat heeft dat met ons onderwerp te maken? Dit: in Openbaring 18 wordt ook over slaven en slavernij geschreven!

 

 

De toekomst van de islamitische Arabieren

 

In heldere en duidelijke taal beschrijft de Bijbel de toekomst van de islamitische Arabieren. Deze toekomst is al in het Oude Testament opgeschreven.

Toch werd er in de tijd van de profeten Jesaja en Jeremia al geschreven over de eindtijd waarin de latere islamitische Arabieren ten onder zouden gaan.
Jesaja schreef hier al over omstreeks 720 voor Christus en Jeremia omstreeks 582 voor Christus. Jesaja deed dit met name in hoofdstuk 13 en 14, terwijl Jeremia het met name deed in de hoofdstuk 50 en 51.
In deze hoofdstukken gaat het over de ondergang van het huidige Irak in de tijd die de Bijbel 'de eindtijd' noemt, ook wel 'de grote dag des HEREN'.

 

In die eindtijd zal Irak (het voormalige Babylonië) volledig verwoest worden en nooit meer bewoond worden. Ook al willen veel theologen ons doen geloven dat deze en andere profetieën in het verleden vervuld zijn, deze profetie en ook vele andere zijn nooit in vervulling gegaan. De stad Babel is toen niet verwoest (in de tijd van Daniël, door de Perzen). Ook werd het hele land niet tot een woestijn gemaakt. Het land is nog steeds bewoond.

 

Deze verwoesting wordt nu ook in Openbaring 18 beschreven. Aan de verwoesting gaat de oproep aan Joden (en christenen) vooraf om Irak te verlaten. Een groot aantal landen zal de definitieve aanval op Irak openen, zoals dit ook al gebeurd is in de tijd van Saddam Hussein. Ook de huidige Koerden (de nakomelingen van de Meden) zullen een rol spelen in deze strijd, zoals ze nu ook al doen.

 

 

De islam in de Bijbel beschreven

 

Het begin van Babel.

Het eerste land en de eerste stad in de Bijbel waren Babylonië met de stad Babel. Dit land is de wieg van de mensheid. Hier ook was indertijd de Hof van Eden, waar Adam en Eva woonden.
Hier was al 5000 jaar geleden een hoge mate van beschaving na de zondvloed. Vanuit dit gebied trokken de mensen uit over de gehele aarde (zie Genesis 10:1 - 11:9).

Hier woonde 4000 jaar geleden Abraham in de stad Ur (Genesis 11:27 v.v.). Ook hij was een dienaar van de Babylonische afgoden. Hij was ook een rechtvaardig mens. God verscheen aan hem (Genesis 12:1-3) en riep hem op om de ene ware God, de Schepper van hemel en aarde te dienen. Abraham luisterde naar Gods stem. Van een veel godendienaar werd hij de dienaar van de ene ware God. God riep hem op om naar Kanaän te komen en Abraham gehoorzaamde deze oproep.

 

 

Abraham in Kanaän

 

In Kanaän werd Abraham de man die de dienst van God op een bijzondere manier beleefde. Hij ontmoette een zekere Melchizedek, die al een dienaar van de ware God was. Hij kwam op Moria, de plaats waar later de tempel van Jeruzalem gebouwd zou worden.

 

Hier kreeg Abraham te horen dat God alleen op deze plaats - het latere Jeruzalem met zijn tempel - in de nood van de mens zou voorzien. God koos Jeruzalem om er te wonen en daar Zijn huis-bij-de-mensen te hebben.

Hier tegenover stond echter in de oudheid al de stad Babel, waar indertijd een toren was, waarmee men de hemel wilde beklimmen. Babel werd de plaats die als zetel van de duivel werd gezien; de plek waar demonen thuis waren en van waaruit de duivel zijn imperium over de aarde trachtte te vestigen.

 

Babel werd ook de plaats van waaruit later de geestelijke aanval op Jeruzalem en Israël werd gericht. Vanuit Babel trachtte de duivel de Israëlieten te verleiden om zich over te geven aan de Babylonische afgoden. Helaas, dit lukte. In de tijd van de latere koningen van Juda horen wij hoe de afgoden in hun land gediend en geëerd worden. De duivel heeft vanuit Babel de Joden meegesleept in de afval van God en in het dienen van de demonen. De Bijbel schrijft immers niet voor niets dat de afgoden in feite demonen, boze geesten zijn! Zie Deuteronomium 32:17, waar staat: "Ze brachten offers aan demonen, aan goden die geen goden zijn, goden die zij eerst niet kenden, nieuwkomers, nog maar net in zwang, die voor hun voorouders niet eens bestonden."
Psalm 106:37 zegt dit ook: "Zij brachten hun zonen en dochters ten offer aan de demonen."
Paulus voegt hier aan toe: "Dat niet, maar wel dat heidenen aan demonen offeren en niet aan God, en ik wil niet dat u één wordt met demonen." (1 Corinthiërs 10:20 )

 

 

Twee deportaties

 

Het gaat van het begin van de Bijbel tot aan het eind van de Bijbel om de strijd tussen God en satan, tussen Jeruzalem en Babel. Dat was het geval in het verleden, is het nog steeds in het heden en zal het ook in de toekomst zijn.

 

Verdrietig is het om te zien dat het volk van God in de tijd van de koningen van Juda steeds maar weer verleid werd om de demonen van Babel te dienen. De straf hiervoor was indertijd al door Mozes omstreeks 1520 vóór onze jaartelling aangekondigd: "De HEER zal u, met de koning die u hebt aangesteld, laten wegvoeren naar een land dat u vreemd is en dat ook uw voorouders onbekend was. Daar zult u andere goden vereren, goden van hout en van steen." (Deuteronomium 28:36)

 

Zo ook in Deuteronomium 4:27 waar staat: "De HEER zal u uiteenjagen en u wegvoeren naar vreemde volken, waar maar een klein aantal van u zal overblijven."

 

Mozes had ook aangekondigd dat er een tweede deportatie zou komen, die niet alleen naar Babylon zou gaan, maar waarbij de Joden over de gehele wereld verspreid zouden wonen. Ook deze ballingschap is gekomen, en wel in het jaar 70 na Christus. De voltooiing van deze verdrijving was in 135 toen meer dan een miljoen Joden als vluchteling naar Babylon, dus buiten het Romeinse rijk, ging.

 

Over die tweede deportatie lezen wij bij Mozes:
"58   Als u niet zorgvuldig de wetten naleeft waarin ik u onderwezen heb en die in dit boek zijn opgetekend, en de glorierijke en ontzagwekkende naam van de HEER, uw God, de eerbied onthoudt die hem toekomt,
59   zal hij u en uw nageslacht zeer zwaar straffen. Hij zal u treffen met ongehoorde plagen, waar geen einde aan komt, en met vreselijke, ongeneeslijke ziekten.
60   Hij zal opnieuw al die gevreesde kwalen uit Egypte op u afsturen en u ermee treffen.
61   Maar ook de ziekten en plagen waarover dit wetboek zwijgt zal hij op u afsturen, tot er niemand meer over is.
62   Al bent u eerst zo talrijk als de sterren aan de hemel, u zult maar met een handvol mensen overblijven, omdat u niet naar de HEER, uw God, hebt geluisterd.
63   En zoals de HEER er eerst vreugde in vond om u te zegenen en in aantal te doen toenemen, zo zal hij u dan met vreugde te gronde richten en uitroeien. U zult worden weggerukt uit het land dat u in bezit zult nemen,
64   want de HEER zal u uiteenjagen en onder alle volken verstrooien, tot in de verste uithoeken van de aarde. Daar zult u andere goden vereren, goden die u nog niet kende en ook uw voorouders niet, goden van hout en van steen.
65   Denk niet dat u bij die volken op adem kunt komen of een plek krijgt om te rusten. De HEER zal u daar in angst laten leven en u, met doffe ogen, een kwijnend bestaan laten leiden.
66   U zult er voortdurend op uw hoede moeten zijn, want u zult uw leven niet zeker zijn en dag en nacht het ergste vrezen.
67  's Morgens zegt u: "Ach, was het maar avond, "en 's avonds verzucht u: "Was het maar ochtend." Zo groot zal dan de angst zijn waarin u verkeert, zo bedreigend is het wat u ziet." (Deuteronomium 28:58-67)

 

De straffen zijn gekomen. Zowel de eerste uittocht als de tweede. Terwijl men in Mozes' tijd nog nooit van een ballingschap gehoord had, kondigde de Bijbel aan dat dit zou gebeuren. In 608 vóór onze jaartelling werd Babylon ineens een wereldmacht, nadat het de Assyriërs verslagen had.

 

Een paar jaar later, in 605, trokken de Babylonische legers al op naar Jeruzalem. In 586 werd Jeruzalem volkomen verwoest, werd de tempel verwoest en werden de mensen uit heel Juda in ballingschap meegenomen naar Babylonië.

 

De profeet Jeremia had deze nieuwe situatie ook al gezien en aangekondigd dat de Joden maar liefst 70 jaar onder de heerschappij van de Babyloniërs zouden moeten leven. Zie Jeremia 25:11,12.
De heerschappij van Babel duurde trouwens ook precies 70 jaar; van 608 - 538. In het najaar van 538 veroverden de Meden en de Perzen Babel.

 

Na de machtsovername door de Meden kwam koning Cyrus (ook wel Kores genoemd) op de troon. Hij gaf de Joden toestemming om naar Juda terug te keren en stad en tempel van Jeruzalem opnieuw te bouwen. Zie Ezra 1. Men schat dat ongeveer 200.000 mannen, vrouwen en kinderen naar Juda terugkeerden. Dit waren vooral de arme mensen. Veel rijken hadden blijkbaar meer liefde voor welvaart en genot dan voor het dienen van God. Zij bleven in Babylonië wonen. Ook veel Joodse geleerden bleven in Babel achter. Ze woonden er goed, hadden er alle bewegingsvrijheid, het was een prachtig welvarend land, waarom zouden ze naar het land der vaderen terugkeren?

 

Deze rijken werden de geldschieters voor de arme Joden die nu Jeruzalem en de tempel moesten herbouwen.

 

In Jeruzalem gingen de teruggekeerde Joden samen met de profeten Haggai, Zacharia en Maleachi zich richten op de herbouw van stad en tempel en op de komst van de Messias en Zijn rijk aan het eind er tijden.

 

In Babel gingen de achtergebleven geleerden zich vooral bezig houden met de bestudering van de oude boeken van Mozes en van de tempeldienst zoals die gefunctioneerd had. Zij zochten naar antwoorden op vragen die opgekomen waren na de verwoesting van de tempel. Zij zochten antwoorden op de vraag hoe Joden geestelijk konden leven zonder tempel. Zo werden de geleerden uitgerekend in Babel tot het grootste geestelijke centrum voor de Joden. Hier waren de grootste rabbijnen. Hier ook schreven zij eens het grootste standaardwerk van het jodendom: de Babylonisch Talmoed.

 

 

Einde van het goede leven voor de Joden in Babel

 

In 634 veroverde de islamitische Arabieren Babylonië. Van 800-859 was het leven voor de Joden zwaar onder de macht van de islam. Ze moesten zware belastingen betalen, hadden beperkingen van de vrijheid van wonen en werden gedwongen om een geel teken op hun kleding te dragen.

 

In 1000 was er opnieuw zware onderdrukking.
In 1333 werden de synagogen in Bagdad verwoest en veel eigendommen van de Joden afgepakt.
Van 1750-1830 leefden zij in Babel onder de heerschappij van de Turken. Opnieuw waren er vreselijke anti-Joodse maatregelen, waardoor velen naar Perzië en India vluchtten. Vandaar dat wij nu in landen als Afghanistan en Pakistan veel Joden vinden.
De Turkse heerschappij duurde echter tot aan de eerste Wereldoorlog.

 

 

De profetieën van de 'eindtijd'

 

De Bijbelse profeten spraken soms over de situatie in hun eigen tijd, maar zoals de profetieën die in de Boeken vanaf Jesaja zijn opgenomen, spreken zij ook heel veel over de zogenaamde 'eindtijd', dat is de tijd die voorafgaat aan het Messiaanse vrederijk, als de Messias - die wij kennen als de Heer Jezus - op aarde zal zijn en in en vanuit Jeruzalem zal regeren.

 

Bedenk daarom dat veel Bijbelse profetieën handelen over tijden die nog steeds toekomstig zijn. Ook zien wij dat een aantal van die profetieën in de laatste tijd van ongeveer ruim een halve eeuw in vervulling ging en in vervulling gaat.

 

 

Babylonië in de laatste 100 jaar

 

In de eerste wereldoorlog (1914-1918) versloegen de geallieerden het Ottomaanse rijk van de Turken. Babel kwam onder de heerschappij van de Engelsen.

 

In 1932 werd de moderne staat Irak gesticht. In die tijd woonden er nog zo'n 150.000 Joden in Irak.
Op 1 juni 1941 kwam er een zware Jodenvervolging in Bagdad met vreselijke massaslachtingen. Duizenden Joden vluchtten van 1941 - 1950 uit Irak. Dit was precies zoals Jeremia hen duizenden jaren eerder al voorzegd had:

 

"Maar vlucht nu weg uit Babel, verlaat het land van de Chaldeeën! Vlucht, als bokken voor de kudde uit." (Jeremia 50:8)
"Vlucht uit Babel, red het vege lijf, ontloop de straf voor Babels schuld. Dit is het tijdstip dat de HEER zich wreekt, de stad krijgt haar verdiende loon." (Jeremia 51:6)

 

 

De Joden in Babylon na de tweede wereldoorlog

 

Op 2 maart 1950 - de dag waarop de Joden het Poeriemfeest vierden - kondigde de regering van Irak af dat alle Joden uit Irak mogen vertrekken. Deze toestemming zou slechts gelden tot 9 maart 1951 (dus slechts één jaar!). Voorwaarde was dat zij eerst hun belasting betaalden en afstand deden van het Iraakse burgerrecht. Ook mochten zij hun bezit slecht voor 10 % van de waarde verkopen. Maar liefst 95 % van de Joodse gemeenschap (104.000 mensen) meldde zich aan om te mogen vertrekken.
Op 10 maart kwam een nieuwe wet: Joden die het land wilden verlaten moesten alles achterlaten. Berooid zouden de Joden als armoedzaaiers in Israël aankomen. In februari 1952 kwamen de laatste Joden uit Irak in Israël aan.

 

In juni 1967 was de zesdaagse oorlog. Ook het leger van Irak vocht mee. Israël moest volkomen vernietigd worden.
In juni 1968 kwam de Ba'ath-partij aan de macht en kwam er weer een Jodenvervolging. Opnieuw vluchtten Joden het land uit.
Het schijnt dat er in het najaar van 1990 nog ongeveer 150 Joden in Irak woonden, voornamelijk in Bagdad.

 

Afgezien van de Babylonische ballingschap in het verleden, toen de Babyloniërs de meeste Joden transporteerden naar Babel, zijn er in de jongste geschiedenis maar liefst drie pogingen door Irak ondernomen om de Joden volledig uit te roeien:

 

1948/1949 Tijdens de onafhankelijkheidsoorlog.
1967 Tijdens de zesdaagse oorlog.
1973 Tijdens de Jom Kippoer oorlog.

 

 

En nu? Zingen! Blij zijn! Gods oordeel over Irak komt

 

"Juich om haar, hemel, juich heiligen, apostelen en profeten! Het vonnis dat zij jullie had toebedacht, heeft God aan haar voltrokken." (Openbaring 18:20) Zie ook :2,8,21.

 

"Hierna hoorde ik in de hemel een geweldige stem als van een grote menigte zeggen: 'Halleluja! De redding, de eer en de macht zijn van onze God, want zijn vonnis is betrouwbaar en rechtvaardig. Hij heeft immers de grote hoer, die door haar ontucht de wereld in het verderf heeft gestort, veroordeeld en het bloed van zijn dienaren op haar gewroken.' Opnieuw zeiden ze: 'Halleluja! Haar rook stijgt op tot in eeuwigheid.' De vierentwintig oudsten en de vier wezens wierpen zich neer voor God, die op de troon zit, en aanbaden hem met de woorden: 'Amen! Halleluja!'
Vanaf de troon klonk een stem, die zei: 'Loof onze God! Laat al zijn dienaren die ontzag voor hem hebben, jong en oud, hem loven!'" (Openbaring 19:1-5)

 

Is het niet onchristelijk om vrolijk te zingen over de val en de ondergang van Irak? Dat zal zeker de gedachte bij veel christenen zijn.
Maar: Gods straf zal rechtvaardig zijn. Dan moeten wij ons nu achter God scharen en Hem loven vanwege de rechtvaardige straf die Hij over Babel en alle islamitische Arabieren zal uitstorten.

 

Wat doet God Zelf?
"Die in de hemel troont lacht, de Heer spot met hen. Dan spreekt hij tot hen in woede, en zijn toorn verbijstert hen." (Psalm 2:4,5)

 

Zo komt er een eind aan de islam en de islamitisch-Arabische staten.
Gods oordeel komt niet alleen over Iran en Irak, maar over 10 staten uit het Midden-Oosten.

 

De dienaars van de afgoden van Iran en Irak, dus van de gehele islamitische bevolking, zullen moeten erkennen dat hun god niet de ware God is. De profeet Jeremia kondigde dit als volgt aan:

 

"De HEER sprak bij monde van de profeet Jeremia de volgende woorden over Babel en Chaldea. 'Maak bekend onder alle volken,

laat het horen, geef het door,

houd het niet verborgen, maak bekend:
Babel wordt veroverd,

Bel wordt te schande gemaakt,

Marduk is ten einde raad.

Babels beelden staan te schande,

zijn afgoden zijn radeloos.
Want een volk rukt op uit het noorden,

het maakt Babel tot een woestenij.

Niets of niemand zal er meer wonen,

ieder mens, elk dier, is op de vlucht geslagen.

In die dagen,  in die tijd,

keert het volk van Israël terug,

samen met het volk van Juda

spreekt de HEER.

In tranen zullen ze op weg gaan

om de HEER, hun God, te zoeken.

Ze zullen vragen welke weg naar Sion leidt

en richten hun schreden ernaartoe.

Ze zullen aankomen

en zich opnieuw verbinden met de HEER,

in een verbond dat eeuwig duurt

en dat ze nooit zullen vergeten.

Mijn volk was een dolende kudde schapen,

hun herders lieten hen dwalen,

ze dreven hen de bergen in.

Daar dwaalden ze over heuvels en bergen,

ze vergaten waar hun schaapskooi was.

Voor wie hun pad kruisten, waren ze een prooi.

Hun belagers zeiden: "Wij maken ons niet schuldig,

zijzelf hebben gezondigd tegen de HEER,

hun ware weidegrond,

tegen de HEER,

de bron van hoop voor hun voorouders."
Maar vlucht nu weg uit Babel,

verlaat het land van de Chaldeeën!
Vlucht, als bokken voor de kudde uit.

Want ik breng grote volken samen

en vuur ze aan om tegen Babel op te trekken.

Ze komen uit het noorden, belegeren de stad,
ze wordt door hen veroverd.

Ze hebben uitmuntende schutters,
hun pijlen treffen altijd doel.

Chaldea wordt de prooi van plunderaars,

naar hartelust roven ze spreekt de HEER.

Chaldeeën, jullie hebben mijn bezit geplunderd.

Ook al waren jullie toen vol blijdschap,

ook al hieven jullie vreugdekreten aan,

ook al sprongen jullie op als kalveren die mogen dorsen,
hinnikten jullie als hengsten

jullie moeder zal te schande staan,
de vrouw die je gedragen heeft, wordt vernederd.

Ze wordt de geringste onder de volken,

een uitgedroogde vlakte, een dorre woestijn.

Door de toorn van de HEER wordt Babel ontvolkt,
heel de stad wordt een woestenij.

Ieder die daar komt zal huiveren,

de adem stokt hem in de keel

om het onheil dat haar heeft getroffen.

Stel je op in slagorde rond Babel!

Boogschutters, leg aan,

spaar je pijlen niet,

want Babel heeft tegen de HEER gezondigd.

Hef strijdkreten aan, omsingel de stad,

ze zal zich overgeven.

De torens storten in, de muren worden geslecht.
Voltrek aan de stad de wraak van de HEER,

doe met haar wat ze zelf heeft gedaan.

Dood de zaaiers van Babel,

roei de maaiers in de oogsttijd uit.

Door het moordend geweld vlucht ieder naar zijn eigen volk,

keert ieder naar zijn eigen land terug.
Israël was een dolend schaap,

door leeuwen van de kudde verdreven.

Eerst viel het ten prooi aan de koning van Assyrië,
een ander kloof daarna de botten af:

Nebukadnessar, de koning van Babylonië.

Daarom dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël:

Ik ga de koning van Babylonië en zijn land straffen,

zoals ik de koning van Assyrië heb gestraft,

en ik zal Israël terugbrengen naar zijn weidegrond.

Het zal weer op de Karmel en de Basan grazen,

en het zal in het bergland van Efraïm en Gilead zijn honger stillen spreekt de HEER.

In die dagen, in die tijd, zal ik onderzoeken of er nog wandaden op Israëls rekening staan.

Ze zullen er niet zijn.

En ik zal onderzoeken of Juda nog zonden op zijn rekening heeft staan.

Ik zal ze niet vinden, want allen die ik in leven laat, zal ik vergeven." (Jeremia 50:1-15)

 

Is het dan niet zielig wat er met Babel zal gebeuren? Nee, het is zielig wat de Babyloniërs met de Joden en de christenen gedaan hebben. Gods straf die nu komt is rechtvaardig. Nu niet klagen en zielig doen, maar vol trots en dankbaarheid ons bewust zijn, dat God de Joden en de christenen toch niet aan hun lot zal overlaten!

 

David roept het uit in Psalm 139:
"Zou ik niet haten wie u haten, HEER, niet verachten wie tegen u opstaan? Ik haat hen, zo fel als ik haten kan, ze zijn mijn vijand geworden." (Psalm 139:21,22)

 

Letterlijk vertaald: "Zal ik, HEER, uw háters niet háten — en wálgen van wie tégen u ópstaan? Ik haat hen, mijn háat is volstrékt, — tot víjanden zijn zíj mij gewórden."

 

Dat is: "Ik haat hen met heel mijn hart, ze zijn mijn vijanden."

 

Meteen na deze woorden zegt David: "Doorgrond mij, God, en ken mijn hart, peil mij, weet wat mij kwelt, zie of ik geen verkeerde weg ga, en leid mij over de weg die eeuwig is." (Psalm 139:23,24)

 

Wat betekent het wat David zegt? Gewoon dit: "Heer, kijk in mijn hart of mijn liefde voor U zo groot is, dat ook ik Uw vijanden haat!"

 

Wie zijn die 'haters'? Asaf maakt dit heel duidelijk in Psalm 83:
"(83:2) God, houd u niet stil,
zwijg niet, God, zie niet onbewogen toe,
2   (83:3) uw vijanden roeren zich,
trots heffen uw haters het hoofd.
3   (83:4) Tegen uw volk smeden zij een complot,
ze spannen tegen uw lieveling samen,
4   (83:5) en zeggen: 'Kom, wij verdelgen dit volk,
Israëls naam zal nooit meer worden genoemd.'
5   (83:6) Zij hebben samen plannen gesmeed
en zich tegen u verenigd:
6   (83:7) de tenten van Edom en de Ismaëlieten, Moab en de zonen van Hagar,
7   (83:8) Gebal en Ammon en Amalek,
Filistea en de bewoners van Tyrus.
8   (83:9) Zelfs Assyrië heeft zich aangesloten en de hand gereikt aan de zonen van Lot."

 

Veel christenen willen niet weten van 'haten'. Zij zouden bijna met de duivel nog goede vrienden willen blijven. Ze kiezen niet de kant van God, maar staan liefdevol te kwijlen bij de vijanden van God. Is dat Bijbels? Is dat ervoor uitkomen dat je de kant van God gekozen hebt? Het is huichelen!

 

Zodra zij God en Israël haten, zullen wij hen moeten haten.

 

 

Maar...

 

Hoe zit het dan met het feit dat wij onze naaste moeten liefhebben als onszelf? Toen de Here Jezus hierover sprak liet Hij duidelijk zien, dat zulke mensen je naasten niet zijn.

 

Hoe zit het dan met Johannes 3:16? Heeft God de Arabieren en de islamieten dan niet lief? Daarover gaat het niet in deze tekst. Deze tekst zegt, dat er liefde van God is opdat mensen tot geloof kunnen komen en eeuwig leven kunnen hebben. Dat is liefde van God. Dat is liefde die gericht is op hun eeuwige behoudenis.

 

 

Geen toekomst voor de islamitische Arabieren

 

Er is geen toekomst voor de islamitische Arabieren. Ja, zij zullen eerst nog een poging wagen om de hele wereld aan de islam te onderwerpen. Dat is hun doel. Inmiddels zijn ze aardig op weg. Afrika en andere landen, zoals in het Midden Oosten, hebben zij al aardig in hun macht. Europa komen zij met bootladingen tegelijk binnen.

 

Het zijn trotse mensen met het karakter van Ezau. Hard en bloeddorstig. Wreed en zonder medelijden. Vast overtuigd van hun gelijk en dat zij de gehele wereld zullen veroveren.

 

Op het hoogtepunt van hun macht komt God hen tegemoet. Dan zal God Zich aan hen openbaren. "Ik laat je onderdrukkers hun eigen vlees eten, hun eigen bloed is de wijn die hen dronken maakt. Dan zal iedereen erkennen dat ik, de HEER, je redder ben, je beschermer, de Machtige van Jakob." (Jesaja 49:26)

 

 

Zegenrijke toekomst voor Israël

 

Tegen Israël zegt God over diezelfde tijd het zelfde, maar dan met een belofte:

"En gij zult de melk der volken zuigen, ja koninklijke borsten zuigen, en gij zult weten, dat Ik, de HERE, uw Redder ben en uw Verlosser, de Machtige Jakobs." (Jesaja 60:16)

Israël moet zijn God leren kennen als Verlosser.

Als Verlosser van hun vijanden en als Verlosser van hun zonden!

 

Nu moet ook u weten wie de HEER is. U moet Hem kennen. Niet slechts verstandelijk, maar met uw hele hart.

Openbaring 18

De Bijbel kondigt een heftig oordeel aan over het huidige IRAN en IRAK, tezamen met hun islamitisch-Arabische bondgenoten. IRAN en IRAK zullen volkomen van de kaart geveegd worden. Tevens roept de Bijbel de laatste Joden die daar nog wonen op, om deze gebieden te verlaten. De terroristische groeperingen van de islam voldoen nu al aan het beeld dat de Bijbel van deze volken schetst.
Waar ligt de bron van de problemen? Wat is het doel van Gods oordeel over deze volken? Wat hebben Joden en christenen ermee te maken? Waarom gaat God deze volken zo zwaar straffen?

 

De islamitische Arabieren trekken ten strijde tegen Israël door middel van leugenachtige propaganda. Daarmee hebben zij ook al de universiteiten in de USA bereikt. Bijna dagelijks kun je op de universiteiten en hogescholen van de USA de volgende kreten horen:

  • Elke Jood die naar Israël komt krijgt een wapen om Arabieren dood te schieten.
  • Het Israëlische leger leidt scherpschutters op om Palestijnen de ogen uit te schieten en blind te maken.
  • Israël steelt organen van Palestijnen.
  • In Israël worden alle Ethiopische vrouwen gesteriliseerd omdat ze zwart zijn.

De a.s. academici geloven deze kreten.
Tienduizenden studenten horen dagelijks deze kreten. Velen van hen geloven deze kreten omdat ze geuit zijn door professoren en anderen die gezag hebben bij de BDS. Dit is de engelse afkorting voor Boycott, Divestment and Sanctions (Boycot, terugtrekking van kapitaal en sancties).

 

In de Arabische wereld is er ook een demoniseren van Israël, maar dan klinken er andere geluiden. Daar verkondigen zij dat de Zionisten achter alle aanslagen in de Westerse wereld zitten. Het zijn geen islamitische terroristen die de aanslagen plegen, het zijn Joden die dit doen... zeggen zij!

 

 

Maar ook de christenen moeten het ontgelden

 

Deze week hoorden wij het volgende:
Een religieuze discussie tussen moslims en christenen aan boord van een migrantenboot op de Middellandse Zee kreeg dinsdagnacht een dramatische ontknoping. Twaalf christelijke vluchtelingen werden overboord gegooid vanwege hun geloof.

 

Met meer dan honderd zaten ze dinsdagnacht in een rubberen bootje: Ivorianen, Malinezen, Senegalezen, Nigerianen en Ghanezen. Allen hadden ze het doel om het Italiaanse vasteland te bereiken in de hoop op een beter leven in Europa, maar ondanks de gedeelde smart ontstond er verdeeldheid in het bootje.

 

 

Religieuze discussie

 

Volgens getuigen brak er een religieuze discussie uit tussen christelijke Nigerianen en Ghanezen en islamitische Ivorianen, Malinezen en Senegalezen. De felle woorden liepen uit op directe bedreigingen in de richting van de christelijke minderheid in de rubberboot.

 

Het bleef helaas niet bij bedreigingen. Twaalf christenen werden door hun islamitische reisgenoten over boord gegooid. De overige christenen wisten te voorkomen dat ze in het water terechtkwamen door zich stevig vast te houden en een menselijke ketting te vormen.

 

Het zijn niet alleen islamitische terroristen die Joden en christenen vermoorden, soms ook gewone islamieten. Maar altijd op grond van hun geloof.

 

Islamieten weten niet of ze ooit in de hemel komen. Ze gaan gebukt onder angst vanwege hun zonden. Nu hopen ze Allah gunstig te stemmen door Joden en christenen te vermoorden en daardoor een plek in de hemel te verwerven. Een zeer gevaarlijke godsdienst!

 

 

Belangrijke vraag

 

Kan dat allemaal gewoon ongestraft doorgaan? Ziet God het allemaal niet? Waarom doet Hij er nog steeds niets aan?

 

 

Wat Johannes ziet in Openbaring 18

  1. Er komt een andere engel die grote macht en heerlijkheid bezit uit de hemel. Deze engel kondigt de val van het machtige Babylon aan alsof het al gevallen is. De engel kondigt aan dat Babylon vervallen is aan de duivel en de demonen. Deze val van Babylon is een ramp voor de gehele wereld.

  2. De val van Babylon is als een oordeel vanwege de ellende die deze mensen over de Joden gebracht hebben. Het zal een snel en heftig oordeel zijn, waarbij alle volken die met Babylon hebben samengewerkt ook door dit oordeel getroffen zullen worden.

    In Openbaring 18:2 klinkt het als volgt: "Gevallen, gevallen is Babylon, die grote stad!" De herhaling van het woord 'gevallen' is een oosterse manier om duidelijk te maken dat het echt waar is. De val van Babel is zeker! Babel zal zeker verwoest worden.

  3. De stad en de wereld hebben zich verrijkt met de rijkdom en de bodemschatten van Babel / Irak. Hierbij zullen wij m.i. vooral moeten denken aan de olie waarvan de Arabieren ons voorzagen. Hierbij hadden zij zoveel macht, dat zij enkele tientallen jaren geleden ons konden dwingen tot een keuze tegen Israël, tot rantsoenering van de benzine en tot meerdere keren een autoloze zondag!

    In het bijzonder worden in dit hoofdstuk de kooplieden en de mensen op de schepen genoemd. Je kunt denken aan de oliehandelaren en de olieschepen. Maar ook aan handelsschepen met andere koopwaar.

    Vervolgens roept deze engel de Joden en de christenen die nog in Irak leven om zo spoedig mogelijk dit land te verlaten. 'Ga weg uit die stad, mijn volk' (:4), dat zijn de Joden! God wil het Joodse volk beschermen tegen de komende oordelen. Dat is de enige mogelijkheid om aan de ondergang van Irak te ontkomen.

    Jesaja had dit ook al geprofeteerd: "Trek weg uit Babel, ontvlucht de Chaldeeën! Verkondig dit met luid gejuich, laat het horen, laat weten tot aan de einden der aarde: 'De HEER koopt zijn dienaar Jakob vrij!'" (Jesaja 48:20)

  4. Vervolgens zal een vreselijk oordeel Babylon / Irak treffen: "Doe met haar wat zij met anderen deed, ja laat haar dubbel boeten. Laat haar het dubbele drinken uit de beker waaruit zij anderen te drinken gaf. Geef haar net zoveel pijn en rouw te dragen als zij zich luister en overvloed heeft gegund. Ze zegt bij zichzelf: Ik zit hier als een koningin, niet als een arme weduwe. Mij zal niets gebeuren! Daarom zullen alle plagen haar op één dag treffen: dodelijke ziekte, rouw en hongersnood, en ze zal in vlammen opgaan. Want God, de Heer, die dat vonnis heeft geveld, is machtig." (Openbaring 18:6-8)

 

Prof. Dr. A.J. Visser gaf de woorden uit vers 6 als volgt weer: "Sla dood, sla dood."

(Prediking NT Openbaring)

 

Er staat niet bij wie het vreselijke oordeel aan Irak zal moeten voltrekken. Het kan zijn dat er een directe straf van Godswege uit de hemel op haar zal neerdalen, of dat bijvoorbeeld het leger van Israël dit land een zware slag zal toebrengen.

 

Ook de profeet Sefanja heeft het oordeel over Iran en Irak aangekondigd in zijn godsspraak over Assyrië: "Hij zal zijn hand uitstrekken naar het noorden, Assyrië te gronde richten, Nineve tot een wildernis maken, dor als een woestijn. Kudden zullen er een rustplaats vinden, allerlei dieren zullen er samentroepen, uilen en stekelvarkens zullen zich nestelen tussen de zuilen. Hoor hoe het huilt door de vensters, puin ligt op de drempels, het cederhout is losgerukt. Dat is er over van die vrolijke stad, de stad die zo onbezorgd leefde, die dacht: Ik, en ik alleen! Ach, wat een wildernis is ze geworden, een rustplaats voor wilde dieren. Wie er voorbij komt sist tussen zijn tanden en gebaart vol afschuw met zijn hand.

 

Wee de opstandige, bezoedelde, gewelddadige stad!" (Sefanja 2:13-3:1)

 

 

Bij de uitleg van de profetie

 

Profetie in de Bijbel is altijd gezien vanuit Israël. Profetieën in het Oude Testament hebben altijd en alleen te maken met Israël en zijn vijanden. Helaas kan er niet gezegd worden: Israël en zijn vrienden. Israël heeft eigenlijk nooit andere volken als echte vrienden gehad.

 

De kerk bestond in die tijd nog niet. De profetieën uit die tijd hebben dan ook nooit met de kerk te maken; alleen met Israël.
Als in het Nieuwe Testament profetieën teruggrijpen op eerdere uitspraken in het Oude Testament - zoals onder andere in het boek Openbaring het geval is - hebben deze profetieën ook niet te maken met de kerk en zijn relaties, maar weer alleen met Israël en zijn relaties.

 

Het gaat in het boek Openbaring en dus ook in hoofdstuk 18 dus over de relaties van Israël in verleden, heden en toekomst.

 

Wie dit niet ziet, maakt de grootst mogelijke onzin van de Bijbelse profetie.

 

 

De boodschap van Openbaring 18

 

De hoofdstukken 6-19 nemen ons mee in een beschrijving van de komende grote verdrukking in de eindtijd. In deze tijd zal God oordelen, plagen en straffen naar de aarde zenden om met name hen die in alle tijden vóór deze periode van de grote verdrukking de Joden bestreden hebben, hiervoor te straffen. Dat is dus ook het geval in Openbaring 18 waarin het gaat over het land dat in de Bijbelse tijd Babylonië heette en dat nu Irak heet.

 

Als wij de Bijbel wat nauwkeuriger bestuderen, vooral bij de profeten van Israël, dan blijkt, dat het niet alleen om het huidige Irak gaat, maar om alle volken die zich bij het streven van Irak hadden aangesloten om Israël uit te roeien. Onder de naam Babylonië krijgen wij nu te maken met alle islamitische Arabieren van het Midden-Oosten.

 

 

Openbaring 18 en de profetie uit het OT

 

Deze oordeelsaankondiging was al in de tijd van het Oude Testament door de profeet Jesaja aangekondigd. Hij schreef: "Dieren uit de woestijn legeren zich daar [in Babel], uilen nemen de huizen in bezit, struisvogels gaan er wonen en bokken dansen er rond. In de lege huizen klinkt het gehuil van hyena's, jakhalzen janken in de weelderige paleizen van weleer. Voor Babel is de tijd nabij, zijn dagen zijn geteld." (Jesaja 13:21,22)

 

Wat Jesaja hier profeteert gaat niet over een aantal dieren uit de natuur, maar over demonen. Hoe moet je echter de verschillende demonische wezens beschrijven? De Bijbel doet dit aan de hand van een aantal dieren. Zij staan model voor de demonen in Babel, het huidige Irak.

Een zelfde soort beschrijving vinden wij bij één van de trawanten van de Babyloniërs, Edom: "Dwergooruil en stekelvarken nemen het in bezit, raaf en ransuil zullen er huizen. Hij heeft er het meetlint van de chaos gespannen, hij weegt het met de weegstenen van de woestenij. Het is de ontmoetingsplaats van woestijndieren en hyena's, bokken meten daar hun krachten. Lilit [een demon] zoekt er rust en leeft er ongestoord." (Jesaja 34:11,14)

 

 

Alle islamtische volken zijn er bij betrokken

 

Als wij de profetieën van Jesaja lezen, worden wij overweldigd door de oordeelsaankondiging van Godswege aan de omringende volken van Israël. Opmerkelijk is dat wij al deze volken in onze tijd tegenkomen als islamitisch-Arabische volken.

 

Zo gaat het over Egypte, Libië, Libanon, Edom, Moab, Syrië, Assyrië, Babel, Saudi-Arabië, de Palestijnen, zelfs over volken uit Afrika. Allemaal islamitische volken in onze tijd.

 

 

Jeremia en de latere islamitische Arabieren

 

De profeet Jeremia had al gewezen op het feit dat de dag zou komen dat de maat van de zonden van Babel 'vol' zou zijn en er dan ook snel straf moest komen. "Maar de artsen zeggen: "We hebben geprobeerd haar te genezen, ze was niet te redden. Laat haar achter, wij gaan terug naar ons eigen land. Deze straf gaat elke aardse maat te boven, dit vonnis reikt tot aan de wolken." (Jeremia 51:9)

 

Het BOEK geeft het in begrijpelijke taal als volgt weer: "Wij zouden haar helpen als wij konden, maar niets kan haar nu nog redden. Laat haar maar gaan. Verlaat haar en ga terug naar uw eigen land, want God veroordeelt en straft haar vanuit de hemel."

 

Wat de islamitische terroristen anderen aangedaan hebben, zal nu hun aangedaan worden, zo zegt de profeet Jeremia:
"Snijd alle leiders van Babel de keel af, voer ze naar de slachtbank, al die stieren. Wee hun! Hun laatste uur is aangebroken, het moment waarop met hen wordt afgerekend, is gekomen. Luister naar de vluchtelingen, die uit Babel zijn ontkomen. In Sion brengen zij de boodschap: "Dit is de wraak van de HEER, onze God. Hij heeft zijn tempel gewroken."
Stuur boogschutters naar Babel, sla het beleg voor de stad, laat niemand ontkomen. Vergeld wat ze heeft aangericht, doe met haar wat ze zelf heeft gedaan. Ze was hoogmoedig tegenover de HEER, de Heilige van Israël. De soldaten [van de Babyloniërs] zullen sterven op de pleinen, elke krijgsheld sneuvelt op die dag spreekt de HEER. Ik zal je straffen, hoogmoedige stad spreekt de HEER, de God van de hemelse machten , de dag dat ik je straf is nu gekomen. In je hoogmoed zul je struikelen en vallen, niemand helpt je overeind. De steden om je heen laat ik in vlammen opgaan, het land valt aan vuur ten prooi." (Jeremia 50:27-32)

 

Het boek Openbaring wijst er zelfs op, dat de Babyloniërs in de eindtijd weer slaven zullen nemen: 'slaven en lijfeigenen' (Openbaring 18:13). De NBG spreekt zelfs over 'lichamen en zielen van mensen'. Wie moet hier niet denken aan wat islamitische terroristen doen: kinderen en vrouwen ontvoeren en hen tot slaven maken?

 

 

Terug van weggeweest

 

De islam en de Arabische terroristen zijn 'terug van weggeweest'.
Zoals Mohammed een bedreiging vormde voor ieder die de islam niet aanvaardde, zo vormt IS een bedreiging voor ieder die op een andere manier zijn of haar geloof belijdt; dus ongeacht of het een man of vrouw is, een kind of een bejaarde. Ook ongeacht of het een ongelovige, een christen, een Jood of een andersdenkende islamiet is.
In de hele wereld zijn islamitische extremisten actief. Hierbij hebben zij het nadrukkelijk gemunt op scholen en universiteiten. Dit blijkt onder andere uit de naam van één van de islamitische terreurgroeperingen: Boko Haram. Vrij vertaald betekent dit: "Westers onderwijs is zondig". Deze groep ontvoerde een jaar geleden maar liefst 300 schoolmeisjes in Nigeria.

 

Amnesty International kwam met een angstaanjagend rapport over Boko Haram. Boko Haram zou minstens 2000 meisjes en vrouwen hebben ontvoerd en minstens 5500 burgers hebben vermoord. Door hun geweld zouden in Nigeria meer dan 1,5 miljoen mensen uit hun huizen verdreven zijn. Hieronder waren 800.000 kinderen.

 

Deze vrouwen en meisjes mogen verkracht worden, ja zelfs vermoord worden. Wat heeft dat met ons onderwerp te maken? Dit: in Openbaring 18 wordt ook over slaven en slavernij geschreven!

 

 

De toekomst van de islamitische Arabieren

 

In heldere en duidelijke taal beschrijft de Bijbel de toekomst van de islamitische Arabieren. Deze toekomst is al in het Oude Testament opgeschreven.

Toch werd er in de tijd van de profeten Jesaja en Jeremia al geschreven over de eindtijd waarin de latere islamitische Arabieren ten onder zouden gaan.
Jesaja schreef hier al over omstreeks 720 voor Christus en Jeremia omstreeks 582 voor Christus. Jesaja deed dit met name in hoofdstuk 13 en 14, terwijl Jeremia het met name deed in de hoofdstuk 50 en 51.
In deze hoofdstukken gaat het over de ondergang van het huidige Irak in de tijd die de Bijbel 'de eindtijd' noemt, ook wel 'de grote dag des HEREN'.

 

In die eindtijd zal Irak (het voormalige Babylonië) volledig verwoest worden en nooit meer bewoond worden. Ook al willen veel theologen ons doen geloven dat deze en andere profetieën in het verleden vervuld zijn, deze profetie en ook vele andere zijn nooit in vervulling gegaan. De stad Babel is toen niet verwoest (in de tijd van Daniël, door de Perzen). Ook werd het hele land niet tot een woestijn gemaakt. Het land is nog steeds bewoond.

 

Deze verwoesting wordt nu ook in Openbaring 18 beschreven. Aan de verwoesting gaat de oproep aan Joden (en christenen) vooraf om Irak te verlaten. Een groot aantal landen zal de definitieve aanval op Irak openen, zoals dit ook al gebeurd is in de tijd van Saddam Hussein. Ook de huidige Koerden (de nakomelingen van de Meden) zullen een rol spelen in deze strijd, zoals ze nu ook al doen.

 

 

De islam in de Bijbel beschreven

 

Het begin van Babel.

Het eerste land en de eerste stad in de Bijbel waren Babylonië met de stad Babel. Dit land is de wieg van de mensheid. Hier ook was indertijd de Hof van Eden, waar Adam en Eva woonden.
Hier was al 5000 jaar geleden een hoge mate van beschaving na de zondvloed. Vanuit dit gebied trokken de mensen uit over de gehele aarde (zie Genesis 10:1 - 11:9).

Hier woonde 4000 jaar geleden Abraham in de stad Ur (Genesis 11:27 v.v.). Ook hij was een dienaar van de Babylonische afgoden. Hij was ook een rechtvaardig mens. God verscheen aan hem (Genesis 12:1-3) en riep hem op om de ene ware God, de Schepper van hemel en aarde te dienen. Abraham luisterde naar Gods stem. Van een veel godendienaar werd hij de dienaar van de ene ware God. God riep hem op om naar Kanaän te komen en Abraham gehoorzaamde deze oproep.

 

 

Abraham in Kanaän

 

In Kanaän werd Abraham de man die de dienst van God op een bijzondere manier beleefde. Hij ontmoette een zekere Melchizedek, die al een dienaar van de ware God was. Hij kwam op Moria, de plaats waar later de tempel van Jeruzalem gebouwd zou worden.

 

Hier kreeg Abraham te horen dat God alleen op deze plaats - het latere Jeruzalem met zijn tempel - in de nood van de mens zou voorzien. God koos Jeruzalem om er te wonen en daar Zijn huis-bij-de-mensen te hebben.

Hier tegenover stond echter in de oudheid al de stad Babel, waar indertijd een toren was, waarmee men de hemel wilde beklimmen. Babel werd de plaats die als zetel van de duivel werd gezien; de plek waar demonen thuis waren en van waaruit de duivel zijn imperium over de aarde trachtte te vestigen.

 

Babel werd ook de plaats van waaruit later de geestelijke aanval op Jeruzalem en Israël werd gericht. Vanuit Babel trachtte de duivel de Israëlieten te verleiden om zich over te geven aan de Babylonische afgoden. Helaas, dit lukte. In de tijd van de latere koningen van Juda horen wij hoe de afgoden in hun land gediend en geëerd worden. De duivel heeft vanuit Babel de Joden meegesleept in de afval van God en in het dienen van de demonen. De Bijbel schrijft immers niet voor niets dat de afgoden in feite demonen, boze geesten zijn! Zie Deuteronomium 32:17, waar staat: "Ze brachten offers aan demonen, aan goden die geen goden zijn, goden die zij eerst niet kenden, nieuwkomers, nog maar net in zwang, die voor hun voorouders niet eens bestonden."
Psalm 106:37 zegt dit ook: "Zij brachten hun zonen en dochters ten offer aan de demonen."
Paulus voegt hier aan toe: "Dat niet, maar wel dat heidenen aan demonen offeren en niet aan God, en ik wil niet dat u één wordt met demonen." (1 Corinthiërs 10:20 )

 

 

Twee deportaties

 

Het gaat van het begin van de Bijbel tot aan het eind van de Bijbel om de strijd tussen God en satan, tussen Jeruzalem en Babel. Dat was het geval in het verleden, is het nog steeds in het heden en zal het ook in de toekomst zijn.

 

Verdrietig is het om te zien dat het volk van God in de tijd van de koningen van Juda steeds maar weer verleid werd om de demonen van Babel te dienen. De straf hiervoor was indertijd al door Mozes omstreeks 1520 vóór onze jaartelling aangekondigd: "De HEER zal u, met de koning die u hebt aangesteld, laten wegvoeren naar een land dat u vreemd is en dat ook uw voorouders onbekend was. Daar zult u andere goden vereren, goden van hout en van steen." (Deuteronomium 28:36)

 

Zo ook in Deuteronomium 4:27 waar staat: "De HEER zal u uiteenjagen en u wegvoeren naar vreemde volken, waar maar een klein aantal van u zal overblijven."

 

Mozes had ook aangekondigd dat er een tweede deportatie zou komen, die niet alleen naar Babylon zou gaan, maar waarbij de Joden over de gehele wereld verspreid zouden wonen. Ook deze ballingschap is gekomen, en wel in het jaar 70 na Christus. De voltooiing van deze verdrijving was in 135 toen meer dan een miljoen Joden als vluchteling naar Babylon, dus buiten het Romeinse rijk, ging.

 

Over die tweede deportatie lezen wij bij Mozes:
"58   Als u niet zorgvuldig de wetten naleeft waarin ik u onderwezen heb en die in dit boek zijn opgetekend, en de glorierijke en ontzagwekkende naam van de HEER, uw God, de eerbied onthoudt die hem toekomt,
59   zal hij u en uw nageslacht zeer zwaar straffen. Hij zal u treffen met ongehoorde plagen, waar geen einde aan komt, en met vreselijke, ongeneeslijke ziekten.
60   Hij zal opnieuw al die gevreesde kwalen uit Egypte op u afsturen en u ermee treffen.
61   Maar ook de ziekten en plagen waarover dit wetboek zwijgt zal hij op u afsturen, tot er niemand meer over is.
62   Al bent u eerst zo talrijk als de sterren aan de hemel, u zult maar met een handvol mensen overblijven, omdat u niet naar de HEER, uw God, hebt geluisterd.
63   En zoals de HEER er eerst vreugde in vond om u te zegenen en in aantal te doen toenemen, zo zal hij u dan met vreugde te gronde richten en uitroeien. U zult worden weggerukt uit het land dat u in bezit zult nemen,
64   want de HEER zal u uiteenjagen en onder alle volken verstrooien, tot in de verste uithoeken van de aarde. Daar zult u andere goden vereren, goden die u nog niet kende en ook uw voorouders niet, goden van hout en van steen.
65   Denk niet dat u bij die volken op adem kunt komen of een plek krijgt om te rusten. De HEER zal u daar in angst laten leven en u, met doffe ogen, een kwijnend bestaan laten leiden.
66   U zult er voortdurend op uw hoede moeten zijn, want u zult uw leven niet zeker zijn en dag en nacht het ergste vrezen.
67  's Morgens zegt u: "Ach, was het maar avond, "en 's avonds verzucht u: "Was het maar ochtend." Zo groot zal dan de angst zijn waarin u verkeert, zo bedreigend is het wat u ziet." (Deuteronomium 28:58-67)

 

De straffen zijn gekomen. Zowel de eerste uittocht als de tweede. Terwijl men in Mozes' tijd nog nooit van een ballingschap gehoord had, kondigde de Bijbel aan dat dit zou gebeuren. In 608 vóór onze jaartelling werd Babylon ineens een wereldmacht, nadat het de Assyriërs verslagen had.

 

Een paar jaar later, in 605, trokken de Babylonische legers al op naar Jeruzalem. In 586 werd Jeruzalem volkomen verwoest, werd de tempel verwoest en werden de mensen uit heel Juda in ballingschap meegenomen naar Babylonië.

 

De profeet Jeremia had deze nieuwe situatie ook al gezien en aangekondigd dat de Joden maar liefst 70 jaar onder de heerschappij van de Babyloniërs zouden moeten leven. Zie Jeremia 25:11,12.
De heerschappij van Babel duurde trouwens ook precies 70 jaar; van 608 - 538. In het najaar van 538 veroverden de Meden en de Perzen Babel.

 

Na de machtsovername door de Meden kwam koning Cyrus (ook wel Kores genoemd) op de troon. Hij gaf de Joden toestemming om naar Juda terug te keren en stad en tempel van Jeruzalem opnieuw te bouwen. Zie Ezra 1. Men schat dat ongeveer 200.000 mannen, vrouwen en kinderen naar Juda terugkeerden. Dit waren vooral de arme mensen. Veel rijken hadden blijkbaar meer liefde voor welvaart en genot dan voor het dienen van God. Zij bleven in Babylonië wonen. Ook veel Joodse geleerden bleven in Babel achter. Ze woonden er goed, hadden er alle bewegingsvrijheid, het was een prachtig welvarend land, waarom zouden ze naar het land der vaderen terugkeren?

 

Deze rijken werden de geldschieters voor de arme Joden die nu Jeruzalem en de tempel moesten herbouwen.

 

In Jeruzalem gingen de teruggekeerde Joden samen met de profeten Haggai, Zacharia en Maleachi zich richten op de herbouw van stad en tempel en op de komst van de Messias en Zijn rijk aan het eind er tijden.

 

In Babel gingen de achtergebleven geleerden zich vooral bezig houden met de bestudering van de oude boeken van Mozes en van de tempeldienst zoals die gefunctioneerd had. Zij zochten naar antwoorden op vragen die opgekomen waren na de verwoesting van de tempel. Zij zochten antwoorden op de vraag hoe Joden geestelijk konden leven zonder tempel. Zo werden de geleerden uitgerekend in Babel tot het grootste geestelijke centrum voor de Joden. Hier waren de grootste rabbijnen. Hier ook schreven zij eens het grootste standaardwerk van het jodendom: de Babylonisch Talmoed.

 

 

Einde van het goede leven voor de Joden in Babel

 

In 634 veroverde de islamitische Arabieren Babylonië. Van 800-859 was het leven voor de Joden zwaar onder de macht van de islam. Ze moesten zware belastingen betalen, hadden beperkingen van de vrijheid van wonen en werden gedwongen om een geel teken op hun kleding te dragen.

 

In 1000 was er opnieuw zware onderdrukking.
In 1333 werden de synagogen in Bagdad verwoest en veel eigendommen van de Joden afgepakt.
Van 1750-1830 leefden zij in Babel onder de heerschappij van de Turken. Opnieuw waren er vreselijke anti-Joodse maatregelen, waardoor velen naar Perzië en India vluchtten. Vandaar dat wij nu in landen als Afghanistan en Pakistan veel Joden vinden.
De Turkse heerschappij duurde echter tot aan de eerste Wereldoorlog.

 

 

De profetieën van de 'eindtijd'

 

De Bijbelse profeten spraken soms over de situatie in hun eigen tijd, maar zoals de profetieën die in de Boeken vanaf Jesaja zijn opgenomen, spreken zij ook heel veel over de zogenaamde 'eindtijd', dat is de tijd die voorafgaat aan het Messiaanse vrederijk, als de Messias - die wij kennen als de Heer Jezus - op aarde zal zijn en in en vanuit Jeruzalem zal regeren.

 

Bedenk daarom dat veel Bijbelse profetieën handelen over tijden die nog steeds toekomstig zijn. Ook zien wij dat een aantal van die profetieën in de laatste tijd van ongeveer ruim een halve eeuw in vervulling ging en in vervulling gaat.

 

 

Babylonië in de laatste 100 jaar

 

In de eerste wereldoorlog (1914-1918) versloegen de geallieerden het Ottomaanse rijk van de Turken. Babel kwam onder de heerschappij van de Engelsen.

 

In 1932 werd de moderne staat Irak gesticht. In die tijd woonden er nog zo'n 150.000 Joden in Irak.
Op 1 juni 1941 kwam er een zware Jodenvervolging in Bagdad met vreselijke massaslachtingen. Duizenden Joden vluchtten van 1941 - 1950 uit Irak. Dit was precies zoals Jeremia hen duizenden jaren eerder al voorzegd had:

 

"Maar vlucht nu weg uit Babel, verlaat het land van de Chaldeeën! Vlucht, als bokken voor de kudde uit." (Jeremia 50:8)
"Vlucht uit Babel, red het vege lijf, ontloop de straf voor Babels schuld. Dit is het tijdstip dat de HEER zich wreekt, de stad krijgt haar verdiende loon." (Jeremia 51:6)

 

 

De Joden in Babylon na de tweede wereldoorlog

 

Op 2 maart 1950 - de dag waarop de Joden het Poeriemfeest vierden - kondigde de regering van Irak af dat alle Joden uit Irak mogen vertrekken. Deze toestemming zou slechts gelden tot 9 maart 1951 (dus slechts één jaar!). Voorwaarde was dat zij eerst hun belasting betaalden en afstand deden van het Iraakse burgerrecht. Ook mochten zij hun bezit slecht voor 10 % van de waarde verkopen. Maar liefst 95 % van de Joodse gemeenschap (104.000 mensen) meldde zich aan om te mogen vertrekken.
Op 10 maart kwam een nieuwe wet: Joden die het land wilden verlaten moesten alles achterlaten. Berooid zouden de Joden als armoedzaaiers in Israël aankomen. In februari 1952 kwamen de laatste Joden uit Irak in Israël aan.

 

In juni 1967 was de zesdaagse oorlog. Ook het leger van Irak vocht mee. Israël moest volkomen vernietigd worden.
In juni 1968 kwam de Ba'ath-partij aan de macht en kwam er weer een Jodenvervolging. Opnieuw vluchtten Joden het land uit.
Het schijnt dat er in het najaar van 1990 nog ongeveer 150 Joden in Irak woonden, voornamelijk in Bagdad.

 

Afgezien van de Babylonische ballingschap in het verleden, toen de Babyloniërs de meeste Joden transporteerden naar Babel, zijn er in de jongste geschiedenis maar liefst drie pogingen door Irak ondernomen om de Joden volledig uit te roeien:

 

1948/1949 Tijdens de onafhankelijkheidsoorlog.
1967 Tijdens de zesdaagse oorlog.
1973 Tijdens de Jom Kippoer oorlog.

 

 

En nu? Zingen! Blij zijn! Gods oordeel over Irak komt

 

"Juich om haar, hemel, juich heiligen, apostelen en profeten! Het vonnis dat zij jullie had toebedacht, heeft God aan haar voltrokken." (Openbaring 18:20) Zie ook :2,8,21.

 

"Hierna hoorde ik in de hemel een geweldige stem als van een grote menigte zeggen: 'Halleluja! De redding, de eer en de macht zijn van onze God, want zijn vonnis is betrouwbaar en rechtvaardig. Hij heeft immers de grote hoer, die door haar ontucht de wereld in het verderf heeft gestort, veroordeeld en het bloed van zijn dienaren op haar gewroken.' Opnieuw zeiden ze: 'Halleluja! Haar rook stijgt op tot in eeuwigheid.' De vierentwintig oudsten en de vier wezens wierpen zich neer voor God, die op de troon zit, en aanbaden hem met de woorden: 'Amen! Halleluja!'
Vanaf de troon klonk een stem, die zei: 'Loof onze God! Laat al zijn dienaren die ontzag voor hem hebben, jong en oud, hem loven!'" (Openbaring 19:1-5)

 

Is het niet onchristelijk om vrolijk te zingen over de val en de ondergang van Irak? Dat zal zeker de gedachte bij veel christenen zijn.
Maar: Gods straf zal rechtvaardig zijn. Dan moeten wij ons nu achter God scharen en Hem loven vanwege de rechtvaardige straf die Hij over Babel en alle islamitische Arabieren zal uitstorten.

 

Wat doet God Zelf?
"Die in de hemel troont lacht, de Heer spot met hen. Dan spreekt hij tot hen in woede, en zijn toorn verbijstert hen." (Psalm 2:4,5)

 

Zo komt er een eind aan de islam en de islamitisch-Arabische staten.
Gods oordeel komt niet alleen over Iran en Irak, maar over 10 staten uit het Midden-Oosten.

 

De dienaars van de afgoden van Iran en Irak, dus van de gehele islamitische bevolking, zullen moeten erkennen dat hun god niet de ware God is. De profeet Jeremia kondigde dit als volgt aan:

 

"De HEER sprak bij monde van de profeet Jeremia de volgende woorden over Babel en Chaldea. 'Maak bekend onder alle volken,

laat het horen, geef het door,

houd het niet verborgen, maak bekend:
Babel wordt veroverd,

Bel wordt te schande gemaakt,

Marduk is ten einde raad.

Babels beelden staan te schande,

zijn afgoden zijn radeloos.
Want een volk rukt op uit het noorden,

het maakt Babel tot een woestenij.

Niets of niemand zal er meer wonen,

ieder mens, elk dier, is op de vlucht geslagen.

In die dagen,  in die tijd,

keert het volk van Israël terug,

samen met het volk van Juda

spreekt de HEER.

In tranen zullen ze op weg gaan

om de HEER, hun God, te zoeken.

Ze zullen vragen welke weg naar Sion leidt

en richten hun schreden ernaartoe.

Ze zullen aankomen

en zich opnieuw verbinden met de HEER,

in een verbond dat eeuwig duurt

en dat ze nooit zullen vergeten.

Mijn volk was een dolende kudde schapen,

hun herders lieten hen dwalen,

ze dreven hen de bergen in.

Daar dwaalden ze over heuvels en bergen,

ze vergaten waar hun schaapskooi was.

Voor wie hun pad kruisten, waren ze een prooi.

Hun belagers zeiden: "Wij maken ons niet schuldig,

zijzelf hebben gezondigd tegen de HEER,

hun ware weidegrond,

tegen de HEER,

de bron van hoop voor hun voorouders."
Maar vlucht nu weg uit Babel,

verlaat het land van de Chaldeeën!
Vlucht, als bokken voor de kudde uit.

Want ik breng grote volken samen

en vuur ze aan om tegen Babel op te trekken.

Ze komen uit het noorden, belegeren de stad,
ze wordt door hen veroverd.

Ze hebben uitmuntende schutters,
hun pijlen treffen altijd doel.

Chaldea wordt de prooi van plunderaars,

naar hartelust roven ze spreekt de HEER.

Chaldeeën, jullie hebben mijn bezit geplunderd.

Ook al waren jullie toen vol blijdschap,

ook al hieven jullie vreugdekreten aan,

ook al sprongen jullie op als kalveren die mogen dorsen,
hinnikten jullie als hengsten

jullie moeder zal te schande staan,
de vrouw die je gedragen heeft, wordt vernederd.

Ze wordt de geringste onder de volken,

een uitgedroogde vlakte, een dorre woestijn.

Door de toorn van de HEER wordt Babel ontvolkt,
heel de stad wordt een woestenij.

Ieder die daar komt zal huiveren,

de adem stokt hem in de keel

om het onheil dat haar heeft getroffen.

Stel je op in slagorde rond Babel!

Boogschutters, leg aan,

spaar je pijlen niet,

want Babel heeft tegen de HEER gezondigd.

Hef strijdkreten aan, omsingel de stad,

ze zal zich overgeven.

De torens storten in, de muren worden geslecht.
Voltrek aan de stad de wraak van de HEER,

doe met haar wat ze zelf heeft gedaan.

Dood de zaaiers van Babel,

roei de maaiers in de oogsttijd uit.

Door het moordend geweld vlucht ieder naar zijn eigen volk,

keert ieder naar zijn eigen land terug.
Israël was een dolend schaap,

door leeuwen van de kudde verdreven.

Eerst viel het ten prooi aan de koning van Assyrië,
een ander kloof daarna de botten af:

Nebukadnessar, de koning van Babylonië.

Daarom dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël:

Ik ga de koning van Babylonië en zijn land straffen,

zoals ik de koning van Assyrië heb gestraft,

en ik zal Israël terugbrengen naar zijn weidegrond.

Het zal weer op de Karmel en de Basan grazen,

en het zal in het bergland van Efraïm en Gilead zijn honger stillen spreekt de HEER.

In die dagen, in die tijd, zal ik onderzoeken of er nog wandaden op Israëls rekening staan.

Ze zullen er niet zijn.

En ik zal onderzoeken of Juda nog zonden op zijn rekening heeft staan.

Ik zal ze niet vinden, want allen die ik in leven laat, zal ik vergeven." (Jeremia 50:1-15)

 

Is het dan niet zielig wat er met Babel zal gebeuren? Nee, het is zielig wat de Babyloniërs met de Joden en de christenen gedaan hebben. Gods straf die nu komt is rechtvaardig. Nu niet klagen en zielig doen, maar vol trots en dankbaarheid ons bewust zijn, dat God de Joden en de christenen toch niet aan hun lot zal overlaten!

 

David roept het uit in Psalm 139:
"Zou ik niet haten wie u haten, HEER, niet verachten wie tegen u opstaan? Ik haat hen, zo fel als ik haten kan, ze zijn mijn vijand geworden." (Psalm 139:21,22)

 

Letterlijk vertaald: "Zal ik, HEER, uw háters niet háten — en wálgen van wie tégen u ópstaan? Ik haat hen, mijn háat is volstrékt, — tot víjanden zijn zíj mij gewórden."

 

Dat is: "Ik haat hen met heel mijn hart, ze zijn mijn vijanden."

 

Meteen na deze woorden zegt David: "Doorgrond mij, God, en ken mijn hart, peil mij, weet wat mij kwelt, zie of ik geen verkeerde weg ga, en leid mij over de weg die eeuwig is." (Psalm 139:23,24)

 

Wat betekent het wat David zegt? Gewoon dit: "Heer, kijk in mijn hart of mijn liefde voor U zo groot is, dat ook ik Uw vijanden haat!"

 

Wie zijn die 'haters'? Asaf maakt dit heel duidelijk in Psalm 83:
"(83:2) God, houd u niet stil,
zwijg niet, God, zie niet onbewogen toe,
2   (83:3) uw vijanden roeren zich,
trots heffen uw haters het hoofd.
3   (83:4) Tegen uw volk smeden zij een complot,
ze spannen tegen uw lieveling samen,
4   (83:5) en zeggen: 'Kom, wij verdelgen dit volk,
Israëls naam zal nooit meer worden genoemd.'
5   (83:6) Zij hebben samen plannen gesmeed
en zich tegen u verenigd:
6   (83:7) de tenten van Edom en de Ismaëlieten, Moab en de zonen van Hagar,
7   (83:8) Gebal en Ammon en Amalek,
Filistea en de bewoners van Tyrus.
8   (83:9) Zelfs Assyrië heeft zich aangesloten en de hand gereikt aan de zonen van Lot."

 

Veel christenen willen niet weten van 'haten'. Zij zouden bijna met de duivel nog goede vrienden willen blijven. Ze kiezen niet de kant van God, maar staan liefdevol te kwijlen bij de vijanden van God. Is dat Bijbels? Is dat ervoor uitkomen dat je de kant van God gekozen hebt? Het is huichelen!

 

Zodra zij God en Israël haten, zullen wij hen moeten haten.

 

 

Maar...

 

Hoe zit het dan met het feit dat wij onze naaste moeten liefhebben als onszelf? Toen de Here Jezus hierover sprak liet Hij duidelijk zien, dat zulke mensen je naasten niet zijn.

 

Hoe zit het dan met Johannes 3:16? Heeft God de Arabieren en de islamieten dan niet lief? Daarover gaat het niet in deze tekst. Deze tekst zegt, dat er liefde van God is opdat mensen tot geloof kunnen komen en eeuwig leven kunnen hebben. Dat is liefde van God. Dat is liefde die gericht is op hun eeuwige behoudenis.

 

 

Geen toekomst voor de islamitische Arabieren

 

Er is geen toekomst voor de islamitische Arabieren. Ja, zij zullen eerst nog een poging wagen om de hele wereld aan de islam te onderwerpen. Dat is hun doel. Inmiddels zijn ze aardig op weg. Afrika en andere landen, zoals in het Midden Oosten, hebben zij al aardig in hun macht. Europa komen zij met bootladingen tegelijk binnen.

 

Het zijn trotse mensen met het karakter van Ezau. Hard en bloeddorstig. Wreed en zonder medelijden. Vast overtuigd van hun gelijk en dat zij de gehele wereld zullen veroveren.

 

Op het hoogtepunt van hun macht komt God hen tegemoet. Dan zal God Zich aan hen openbaren. "Ik laat je onderdrukkers hun eigen vlees eten, hun eigen bloed is de wijn die hen dronken maakt. Dan zal iedereen erkennen dat ik, de HEER, je redder ben, je beschermer, de Machtige van Jakob." (Jesaja 49:26)

 

 

Zegenrijke toekomst voor Israël

 

Tegen Israël zegt God over diezelfde tijd het zelfde, maar dan met een belofte:

"En gij zult de melk der volken zuigen, ja koninklijke borsten zuigen, en gij zult weten, dat Ik, de HERE, uw Redder ben en uw Verlosser, de Machtige Jakobs." (Jesaja 60:16)

Israël moet zijn God leren kennen als Verlosser.

Als Verlosser van hun vijanden en als Verlosser van hun zonden!

 

Nu moet ook u weten wie de HEER is. U moet Hem kennen. Niet slechts verstandelijk, maar met uw hele hart.